TA5. 7.1.4 bijwoorden

Doel
Ik kan een bijwoord herkennen en benoemen in een zin. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel
Ik kan een bijwoord herkennen en benoemen in een zin. 

Slide 1 - Slide

Wat is een bijwoord?
Een bijwoord geeft informatie over een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord, maar geen zelfstandig naamwoord. 

Slide 2 - Slide

doel:
Ik weet wat bijwoorden zijn.

Slide 3 - Slide

Een bijwoord zegt iets over...
  • hoe iets is
  • waar iets is
  • wanneer iets is
  • hoe vaak iets is

Slide 4 - Slide

Wat is het bijwoord?
  • Wat doe jij daar?
  • Vandaag leren we het bijwoord. 
  • Ik heb er erg veel zin in. 
  • De haren van Fleur zijn mooi geknipt. 
  • Als je niet oplet, moet je binnen blijven. 
  • Groep 5 doet goed mee. 

Slide 5 - Slide

Ik loop hard weg.

Wat is het bijwoord?
A
erg
B
hard
C
loop weg
D
ik

Slide 6 - Quiz

Gisteren liet ik de hond uit.

Wat is het bijwoord?
A
liet
B
gisteren
C
ik
D
de hond

Slide 7 - Quiz

Nanet fietst langzaam door de straat.

Wat is het bijwoord?
A
fietst
B
langzaam
C
door
D
straat

Slide 8 - Quiz

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
cake
B
moet
C
lang
D
oven

Slide 9 - Quiz

De kinderen doen binnen een spelletje.
Wat is het bijwoord?
A
doen
B
een spelletje
C
de kinderen
D
binnen

Slide 10 - Quiz

Het meisje maakt de taak zeer nauwkeurig.
Wat is het bijwoord?
A
meisje
B
zeer
C
zeer nauwkeurig
D
maakt

Slide 11 - Quiz

Het bericht was erg saai.
Wat is het bijwoord?
A
het bericht
B
erg saai
C
was
D
was saai

Slide 12 - Quiz

We luisterden gisteren naar 'Kasper wordt een mammoet'.
Wat is het bijwoord?
A
we
B
luisterden
C
Kasper
D
gisteren

Slide 13 - Quiz

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 14 - Slide