4M 14.1 Een constant inwendig milieu

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startopdracht

Maak de opdrachten Voorkennis op blz. 182
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je boek, schrift + pen
  5. Maak de startopdracht alleen en in stilte. 

timer
8:00

Slide 2 - Slide

Programma
  • Start thema 14 Gaswisseling en uitscheiding
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 1 --> Een constant inwendig milieu
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 3 - Slide

Gaswisseling en uitscheiding
14.1 Constant inwendig milieu
14.2 De huid en het onderhuidse bindweefsel
14.3 Ademhalingsstelsel mens
14.4 Inademen en uitademen
14.5 Luchtkwaliteit en longaandoeningen
14.6 Gaswisseling bij dieren
14.7 De lever en de nieren

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 14.1
  • Je kunt beschrijven hoe bij een mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd.

Slide 5 - Slide

Uitwendig milieu
  • De omgeving om je heen --> uitwendig milieu.
  • In deze lucht zitten allerlei andere organismen 
en stoffen zoals bacteriën, schimmels en 
virussen. 
  • De voedselbrij in je darmen = uitwendig milieu
  • De lucht in je longen = uitwendig milieu

  • Huid, slijmvliezen luchtwegen en darmen = 
barrière (grens) tussen in- en uitwendig milieu



Slide 6 - Slide

Constant inwendig milieu
Inwendig milieu = bloedplasma, lymfe, weefselvloeistof (cytoplasma).
Je lichaam probeert het inwendig milieu hetzelfde te houden (= constant).
Alles waar je teveel van krijgt wordt uitgescheiden of opgeslagen.
Mag niet in het bloed blijven!

Als je tekort hebt gaat je lichaam de opgeslagen stoffen gebruiken.

Hormonen, zintuigen en zenuwcellen zijn belangrijk voor een constant inwendig milieu. Denk b.v. aan insuline.

Slide 7 - Slide







Je huid, maagzuur en het slijmvlies van je luchtwegen en darmen beschermen je tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. 
Inwendig milieu
- De weefselvloeistof
- Het bloedplasma
- Lymfe
Uitwendig milieu
- De omgeving om je heen
- Lucht in je longen
- Inhoud in je darmkanaal

Een constant inwendig milieu

Slide 8 - Slide

Alle organen samen zorgen voor een constant inwendig milieu

Slide 9 - Slide

Opname, opslag en uitscheiding
Om je inwendig milieu constant houden:

Wat wordt er opgenomen?

Wat wordt er opgeslagen?

Wat wordt er uitgescheiden?

Slide 10 - Slide

Constant milieu
  • Opname --> zuurstof, glucose (voedingsstoffen)
  • Omzetting --> glucose <-> glycogeen
  • Opslag --> glycogeen, vet, mineralen, vitaminen
  • Uitscheiding --> CO2, water, ureum

Slide 11 - Slide

Constant milieu
  • Opname --> zuurstof (longen), glucose/voedingsstoffen (darmen)
  • Omzetting --> glucose <-> glycogeen (lever, spieren)
  • Opslag --> glycogeen, vet (huid, geel beenmerg), mineralen
  • Uitscheiding --> CO2 (longen), water, ureum (nieren)

Slide 12 - Slide

Constant inwendig milieu
  • Zintuigen 
Gevoelszenuwen registreren of het inwendig 
milieu te veel of te weinig van iets bevat
  • Zenuwstelsel
Geeft signalen door
  • Hormonen
Geven instructies aan organen om stoffen op te slaan of uit te scheiden (Bijvoorbeeld teveel glucose in het bloed --> insuline zet glucose om in glycogeen. Te weinig glucose --> glucagon zet glycogeen om in glucose)

Slide 13 - Slide

Eilandjes van Langerhans
In de alvleesklier

Produceren hormonen die glucosegehalte in het bloed regelen.

Insuline: glucosegehalte daalt
Glucagon: glucosegehalte stijgt




Slide 14 - Slide

Eilandjes van Langerhans

Slide 15 - Slide

Teveel glucose in het bloed

Slide 16 - Slide

Te weinig glucose in het bloed

Slide 17 - Slide

Insuline
  • Teveel glucose in je bloed                         --> insuline 

  • Glucose-gehalte gaat omlaag.

Slide 18 - Slide

Glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt er glucagon afgegeven.
  • Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
  • De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
          

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Link

Huiswerk

Lezen: 14.1
Maken opdracht 1, 2 
en 4 t/m 7






Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's


Slide 22 - Slide

Wat is GEEN inwendig milieu?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
D
Blaas

Slide 23 - Quiz

Bij het inwendig milieu horen:
A
Lucht in de longen
B
Weefselvloeistof
C
Voedselbrij in de darmen
D
Huid

Slide 24 - Quiz

Wat is je inwendige milieu
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
weefselvloeistof + bloedplasma
D
alles in je darmen

Slide 25 - Quiz

Het onderhuids bindweefsel speelt een rol bij de ...
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 26 - Quiz

De longen houden het inwendig milieu constant door
A
Opslag en bescherming
B
Uitscheiding en opname

Slide 27 - Quiz

Welke 2 stoffen worden uitgescheiden door de longen?
A
Koolstofdioxide en waterdamp
B
Waterdamp en zuurstof

Slide 28 - Quiz

Het gele beenmerg houdt het inwendige milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 29 - Quiz

Welke rol hebben de spieren bij het instant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming

Slide 30 - Quiz

Welke rol heeft de lever bij het instant houden van een constant inwendig milieu?
A
Opslag en uitscheiding
B
Uitscheiding en bescherming
C
Bescherming en opname
D
Opname en opslag

Slide 31 - Quiz

Welke rol spelen de nieren bij het constant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 32 - Quiz