Thema 14 Bas 1 een constant inwendig milieu

Thema 13 
Gaswisseling& uitscheiding  









                 
            








1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 13 
Gaswisseling& uitscheiding  









                 
            








Slide 1 - Slide

14.1. Een constant inwendig milieu

Slide 2 - Slide

LEERDOEL B1
  • Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd

Slide 3 - Slide

Constant inwendig milieu
Je lichaam probeert het inwendig milieu hetzelfde te houden (constant).
Alles waar je teveel van krijgt wordt uitgescheiden of opgeslagen.
Mag niet in het bloed blijven!

Als je tekort hebt gaat je lichaam de opgeslagen stoffen gebruiken.

Hormonen, zintuigen en zenuwcellen zijn belangrijk voor een constant inwendig milieu. Denk bv. aan insuline.

Slide 4 - Slide



- Het constant houden van het inwendig milieu vindt plaats door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
- Hormonen, zintuigen en zenuwcellen spelen hierbij een belangrijke rol. 

Inwendig milieu
- De weefselvloeistof
- Het bloedplasma
Uitwendig milieu
- De omgeving om je heen
- Lucht in je longen
- Inhoud in je darmkanaal

Een constant inwendig milieu

Slide 5 - Slide

Constant inwendig milieu
  • Zintuigen 
gevoelszenuwen registreren of het inwendig milieu te veel of te weinig van iets bevat

  • Zenuwstelsel
Geeft signalen door

  • Hormonen
Geven instructies aan organen om stoffen op te slaan of uit te scheiden

Slide 6 - Slide

mineralen/vitaminen

Slide 7 - Slide

Eilandjes van Langerhans
de alvleesklier wordt insuline gemaakt. De cellen die insuline maken, zitten bij

Slide 8 - Slide

Eilandjes van Langerhans

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Glucosegehalte stijgt:
- Veel glucose in je bloed na een maaltijd
- Alvleesklier produceert insuline
- Insuline zorgt voor de opslag van glucose: glucose wordt omgezet in glycogeen
- Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren
- Glucosegehalte in het bloed daalt.




Glucose gehalte daalt:
- Weinig glucose in het bloed
- Alvleesklier maakt het hormoon glucagon aan
- Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
- De glucose wordt afgegeven aan het bloed
- Glucosegehalte in het bloed stijgt


Slide 11 - Slide

Zelf aan de slag!
  • Nu mag je zelf aan de slag.
  • Lees en maak 14.1: Een constant inwendig milieu 
  • Blz 185
  • opdr.1,2,3( tabel) 4, 5, 6
timer
10:00

Slide 12 - Slide

 Evaluatie
Evaluatie:

Wat heb jij deze les geleerd?

Weet jij nu....

Slide 13 - Slide

De huid en het onderhuidse bindweefsel

Slide 14 - Slide

De opperhuid
De eerste laag van de huid is de opperhuid.

Bestaat uit:
  • Hoornlaag (extra dik = eelt), beschermt tegen beschadiging, uitdroging, en ziekteverwekkers
  • Kiemlaag

Slide 15 - Slide

Opperhuid (epidermis)
Functie:
  • weerstand bieden aan invloeden van buitenaf
  • Slijtfunctie (afgestorven cellen)
  • Binnenuit nieuwe cellen (28 dagen)
  • Geen doorbloeding/lymfevaten

Lederhuid voorziet opperhuid van O2 + voedingsstoffen

Slide 16 - Slide

Kiemlaag


  • diep gelegen in de opperhuid
  • bevat veel stamcellen
  • worden steeds nieuwe cellen gevormd
  • pigmentcellen beschermt tegen de schadelijke invloed van ultraviolette straling van de zonlicht 

Slide 17 - Slide

De lederhuid
  • Haar + haarzakje
  • Talgklieren. Talg houdt de haren
    en de hoornlaagsoepel.
  • Haarspiertje
  • Zintuigen
  • Bloedvaten + zweetklieren

Warmte-, koude-, druk-, en tastzintuigen
Onder de lederhuid ligt bindweefsel




Slide 18 - Slide

Onderhuids bindweefsel

  • In het onderhuids bindweefsel lopen zenuwen en bloedvaatjes. 

  • In het onderhuids bindweefsel is vet opgeslagen. 

Vet isoleert tegen de kou.

Slide 19 - Slide

Pijnpunten
De uiteinden van je zenuwen zijn pijnpunten

Deze pijnpunten kunnen pijn in je lichaam waarnemen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Lichaamstemperatuur hoger dan 37oC
Warmteproductie verlagen 
  • Minder verbranding

Warmte afgifte bevorderen:
  • Bloedvaten worden wijder
  • Zweetklieren produceren meer zweet, dat verdampt, hierdoor koelt lichaam af. 

Slide 22 - Slide

Lichaamstemp. lager dan 37oC

Warmteproductie bevorderen:
  • Meer verbranding (rillen en klappertanden)

Warmteafgifte tegen gaan:
  • Bloedvaten worden nauwer zodat je minder warmte kwijt kan raken
  • De huid wordt bleker en je krijgt kippenvel
 

Slide 23 - Slide

Wat is GEEN inwendig milieu?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
D
Blaas

Slide 24 - Quiz

Bij het inwendig milieu horen:
A
Lucht in de longen
B
Weefselvloeistof
C
Voedselbrij in de darmen
D
Bloedplasma

Slide 25 - Quiz

Wat is je inwendige milieu
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
weefselvloeistof + bloedplasma
D
alles in je darmen

Slide 26 - Quiz

Het onderhuids bindweefsel speelt een rol bij de ...
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 27 - Quiz

De longen houden het inwendig milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 28 - Quiz

Welke 2 stoffen worden uitgescheiden door de longen?
A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Waterdamp

Slide 29 - Quiz

Het gele beenmerg houdt het inwendige milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 30 - Quiz

Welke rol hebben de spieren bij het instant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming

Slide 31 - Quiz

Welke rol heeft de lever bij het instant houden van een constant inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 32 - Quiz

Welke rol spelen de nieren bij het constant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 33 - Quiz

Een van de functies van de huid is temperatuur regulatie. Hoe ziet de huid eruit als je het warm hebt? En hoe ziet de huid eruit als je het koud hebt?
Warm
Koud

Slide 34 - Drag question

Wat hoort bij een warme of koude huid?
Sleep naar de juiste plaats.
Warme huid
Koude huid
De bloedvaten in de huid worden wijder
Je gaat rillen
De bloedvaten in de huid worden nauwer
Je zweetklieren maken meer zweet

Slide 35 - Drag question

Aan de slag: bS 2
4TL , BLZ 190  : Opdr.1,2, 3(afb.7) , 4,6,7
4KB , BLZ 197 : Opdr.1  t/m 10
4BB , BLZ 170 : Opdr.1,2, 3(afb.7) , 4,6,7

Slide 36 - Slide