herhaling klas 3 elektriciteit basis

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3,4

herhaling klas 3 elektriciteit basis

Wat is de formule om het vermogen van een apparaat te berekenen?

1. stroomsterkte = vermogen : spanning
2. vermogen = spanning : stroomsterkte
3. vermogen = spanning × stroomsterkte
4. vermogen = spanning + stroomsterkte

Een bouwlamp heeft een vermogen van 250 W.
Bereken de energie die de bouwlamp verbruikt als hij 3 uur brandt.

energie = vermogen × tijd

1. 750 wh
2. 750 kWh
3. 0,75kWh
4. 1000 kWh

Welke kleuren en functie hebben de draden.

1. Bruin: Nuldraad - O V Blauw: Aardedraad, veiligheid Groen-Geel: Fasedraad - 230 V
2. Rood: Fasedraad - 230 V Blauw: Nuldraad - O V Groen-Geel: Aardedraad, 230 V
3. Bruin: Fasedraad - 230 V Blauw: Nuldraad - O V Groen-Geel: Aardedraad, veiligheid, OV
4. Rood: Nuldraad - O V Blauw: Aardedraad, veiligheid Paars: Fasedraad - 230 V

Is dit een serie- of
parallelschakeling?

1. serie
2. parallel

Formule voor capaciteit:

1. Capaciteit = spanning : stroomsterkte
2. Capaciteit = weerstand x tijd
3. Capaciteit = stroomsterkte x tijd
4. Capaciteit is geen formule voor.

Een accu kan 10 ampère voor 5 uur leveren. Bereken de capaciteit van de accu.

1. Capaciteit = 10 / 5 = 2 Ah
2. Capaciteit = 10 x 5 = 50 Ah
3. Capaciteit = 10 - 5 = 5 Ah
4. Capaciteit = 10 + 5 = 15 Ah

Wat is de eenheid voor spanning?

1. Volt
2. Centimeter
3. Gram
4. Ampere

Welk symbool zie je hier

1. lamp
2. draad
3. schakelaar
4. batterij

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?

1. 20 kV
2. 380 kV
3. 10 kV
4. 230 V

Een amperemeter meet:

1. Spanning
2. Stroomsterkte
3. Elektriciteit
4. Energie

Hoe meet je de spanning over een lampje?

1. Met een amperemeter in serie
2. Met een amperemeter parallel
3. Met een voltmeter in serie
4. Met een voltmeter parallel

De eenheid van stroomsterkte is:

1. Volt
2. Watt
3. Ampère
4. Ohm

wat kan een transformator

1. Lampen schakelen
2. De frequentie wijzigen
3. Elektrische spanning transformeren
4. Kortsluiting voorkomen

Na de elektriciteitscentrale , de masten en de transformatorstation, gaat de elektriciteit naar een transformatorhuisje. In hoeveel Volt wordt de elektriciteit dan omgezet?

1. 10.000 V
2. 360.000 V
3. 230 V

Op welke draad staat er spanning?

1. Fasedraad
2. Nuldraad
3. Aardedraad

Hoe bereken je de weerstand?

1. Weerstand = spanning : stroomsterkte
2. weerstand = spanning x stroomterkte
3. Weerstand = stroomsterkte : spanning

Welk apparaat heeft denk je het grootste vermogen?

1. een fietslamp
2. een boormachine
3. een tosti-ijzer
4. een telefoon

Serie of parallel schakeling?

1. Serie
2. Parallel

De weerstanden in het schema hiernaast staan in:

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

elektriciteit kan gevaarlijk zijn.
3 gevaren zijn:

1. vuur - brand - geen stroom meer
2. brand - schok - kortsluiting
3. brand - kortsluiting - ontploffing
4. schok - kortsluiting - smelten

Wat is de spanning?

1. 2,3 V
2. 11,5 V
3. 23 V

De weerstanden in het schema hiernaast staan in:

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

Dit is het symbool van

1. enkele isolatie
2. elektriciteitssnoer
3. dubbele isolatie
4. meterkast

Als je twee batterijen in serie wilt schakelen, moet je ze:

1. met de minpolen tegen elkaar leggen
2. met de pluspool tegen de minpool leggen
3. met de pluspolen tegen elkaar leggen

De eerste lamp heeft een stroomsterkte van 0.5A, wat is de stroomsterkte van de rest van de lampen?

1. 0.5A
2. 1A
3. 0.25A
4. Kan je niet zeggen

Wat is de spanning?

1. 0V
2. 6V
3. 18V
4. 36V

Is dit een serie- of een parallelschakeling?

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Hoe zijn de weerstanden geschakeld?

1. serie
2. parallel
3. zowel serie als parallel
4. kan geen uitspraak over gedaan worden

De stroom in een serie-schakeling ...

1. Is overal gelijk
2. Verdeelt zich

Wat weet je over de stroomsterkte in een serie schakeling

1. Deze is overal gelijk
2. Deze wordt verdeeld over de componenten

Welke stoffen noem je geleiders?

1. Stoffen waar elektriciteit door gaat
2. Stoffen waar geen elektriciteit door gaat
3. Stoffen waar elektriciteit gemakkelijk door gaat

Wat is dan de formule om de laadtijd te berekenen?

1. tijd = stroomsterkte x capaciteit
2. tijd = capaciteit x stroomsterkte
3. tijd = capaciteit : stroomsterkte
4. tijd = stroomsterkte : capaciteit

Het vermogen van een wasmachine is ... dan het vermogen van een telefoon.

1. Kleiner
2. Ongeveer hetzelfde
3. Groter
4. Kan je niet weten

Soms kan er in een huisinstallatie kortsluiting ontstaan. Wanneer spreek je van kortsluiting?

1. Als de aarddraad en de nuldraad elkaar raken
2. Als de schakeldraad en de nuldraad elkaar raken
3. Als de nuldraad en de fasedraad elkaar raken
4. Als de aarddraad en de fasedraad elkaar raken

Wat is de benaming van de zwarte draad?

1. Fasedraad
2. Nuldraad
3. Zwartedraad
4. Schakeldraad

Wat is het vermogen?

1. 230 Volt
2. 0,3 Ampere
3. 9 Volt
4. 6 Watt

Welke kleur heeft de fasedraad

1. blauw
2. bruin
3. zwart
4. groen/geel

Een aardlekschakelaar vergelijkt de stroom in de nuldraad met de stroom in de fasedraad. Wanneer schakelt de aardlekschakelaar de spanning uit?

1. Bij een verschil van 10 mA
2. Bij een verschil van 30 mA
3. Bij een verschil van 10 A
4. Bij een verschil van 30 A

Een lampje dat 50 mA verbruikt kan op een volle batterij 16 uur branden. Wat is de capaciteit van de batterij?

1. 800 mAh
2. 1600 mAh
3. 3,125 mAh
4. 0,32 mAh

Wat betekent dit symbool?

1. Spanningsbron
2. Lampje
3. Schakelaar
4. draad

Waarom zit er kunststof om een elektriciteitsdraad?

1. Omdat kunststof de elektriciteit goed geleidt
2. Omdat de kunststof kortsluiting voorkomt
3. Daardoor wordt de stroom niet te groot
4. Daardoor blijft de draad koel

Waarom is téveel stroom (door over-belasting of kortsluiting) zo gevaarlijk?

1. Is gevaarlijk voor je lichaam
2. Er gaan dan dingen stuk
3. Er ontstaat brand waardoor het gebouw kan afbranden
4. Het is niet zo gevaarlijk, valt best wel mee

Welke twee beweringen over overbelasting zijn waar?

1. De stroom wordt te groot
2. De stroom ondervindt vrijwel geen weerstand meer
3. Er treedt kortsluiting in een apparaat op
4. Er zijn te veel apparaten op één groep aangesloten.

Welke twee bewering over overbelasting is waar?

1. De stroom wordt te groot, doordat blote draden elkaar raken
2. De stroom ondervindt vrijwel geen weerstand meer
3. Er treedt kortsluiting in een apparaat op
4. Er zijn te veel apparaten op één groep aangesloten.

Wat is de eenheid voor de weerstand

1. W
2. R
3. Ω
4. D

Over een weerstand staat een spanning van 8 V. Bij die spanning loopt er een stroom van 0,25 A.
Hoe groot is deze weerstand?

1. 4 ohm
2. 32 ohm
3. 4 V
4. 32 V

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?

1. 200Ω
2. 801Ω
3. 1,8kΩ
4. Dat hangt van de spanning af.

Wat doet een geleider?

1. Geeft stroom gemakkelijk door.
2. Houdt stroom tegen.

Wat is het symbool voor een Stroommeter ?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat kan je met een stroommeter?

1. Een apparaat dat de stroom door geleid
2. Een apparaat dat de sterkte van de stroom meet
3. Een apparaat dat de meters van de stroom meet
4. Een apparaat dat de stroom isoleert

Wat is de aanwijzing van de stroommeter?

1. 4 A
2. 4 V
3. 0,4 A
4. 0,4 V