WTT: Les 2: Theorie blz. 42 - 45


                
               Herhalen theorie WTT Les 1


1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


                
               Herhalen theorie WTT Les 1


Slide 1 - Slide

Welke schrijfdoelen ken je?

Slide 2 - Mind map


Welk schrijfdoel past bij een reclametekst?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 3 - Quiz


Wat is geen schrijfdoel van een column?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Beschouwen
D
Amuseren

Slide 4 - Quiz


Onder welk schrijfdoel plaatsen we een roman?
A
Informeren
B
Uiteenzetten
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 5 - Quiz


Welke schrijftechniek wordt vaak gebruikt om te overtuigen?
A
Het gebruik van humor en ironie.
B
Het gebruik van lange zinnen en moeilijke woorden.
C
Het gebruik van herhaling en opsomming.
D
Het gebruik van argumenten en bewijsmateriaal.

Slide 6 - Quiz


Wat is een voorbeeld van het schrijfdoel 'beschouwen'?
A
Een sollicitatiebrief schrijven
B
Een overtuigende reclametekst opstellen
C
Een betoog over de voor- en nadelen van social media
D
Een kort verhaal over een avontuur

Slide 7 - Quiz


Wat is het schrijfdoel van een tekst waarin staat hoe je een fietsband moet plakken?
A
Beschouwen
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 8 - Quiz


Welk schrijfdoel wordt gebruikt in een nieuwsbericht?
A
Uiteenzetten
B
Informeren
C
Beschouwen
D
Activeren

Slide 9 - Quiz

Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 10 - Quiz

Een beschouwing
A
is objectief
B
is subjectief
C
kan zowel objectief als subjectief zijn

Slide 11 - Quiz

Een tekst waarin de schrijver iets uitlegt, iets beschrijft, iets verklaart of iets meedeelt
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting

Slide 12 - Quiz

Een betoog is
A
objectief
B
subjectief

Slide 13 - Quiz

Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 14 - Quiz

Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief

Slide 15 - Quiz

Een tekst waarin een schrijver zijn standpunt geeft met argumenten
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 16 - Quiz

Een beschouwing heeft als doel de lezer te overtuigen
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een feitelijke uitspraak?
A
Ik hou van de zon.
B
De zon schijnt vandaag.

Slide 18 - Quiz

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
Het examen was moeilijk.
B
Je hebt fantastisch gepresteerd op het examen.

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak is een waarderende uitspraak?
A
De omzet van het bedrijf is verdubbeld.
B
De hulpverleners verdienen alle lof voor hun inzet.
C
De nieuwe film heeft lovende recensies ontvangen.
D
Het weer was prachtig tijdens het evenement.

Slide 20 - Quiz

Welke van de volgende uitspraken is een feitelijke uitspraak?
A
De regering doet haar best om de economie te redden.
B
De bevolking is blij met de nieuwe wetgeving.
C
De politieke situatie is zorgwekkend.
D
Het aantal besmettingen is gestegen met 20%.

Slide 21 - Quiz

Welke is een feitelijke uitspraak?
A
Ik vind de sterren fascinerend.
B
De aarde draait om de zon.

Slide 22 - Quiz

WTT Theorie bladzijde 42 - 45

3) Manieren om alinea's met elkaar te verbinden.

4) Soorten verbanden en signaalwoorden.

Slide 23 - Slide

Manieren om alinea's met elkaar te verbinden
Alineaverbanden/tekstverbanden: de logische verbanden tussen alinea's in een tekst.

Manieren om de verbanden aan te geven:

1) Herhaling van woorden, woordgroepen of gebruik van synoniemen: de zgn. overlappers.
2) Signaalwoorden.
3) Signaalzinnen: aankondigende en terugblikkende signaalzinnen of combi.
4) Overgangszinnen met een verwijzend woord: bv.: deze, die, dat, dergelijke, zulke.

Slide 24 - Slide

Overlappers
(...) Sportartsen concludeerden ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en de conditie en het uithoudingsvermogen van de sporters. 

Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes.(...)

Van alle grote planteneters, zoals olifanten, giraffen en gorilla’s, wordt bijna zestig procent met uitsterven bedreigd. Wat gebeurt er als het echt zover komt? Een internationaal team van ecologen onderzocht de gevolgen van het uitsterven van deze dieren.

Het team van ecologen onderzocht meer dan vierenzeventig soorten grote planteneters van meer dan honderd kilo. Na hun onderzoek kwamen ze met verontrustende vooruitzichten. 

Slide 25 - Slide

Signaalwoorden

In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is er een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan. (Opsomming)

Celine heeft erg lang in de draaimolen gezeten. Daardoor is ze een beetje misselijk geworden.

Sam vindt achtbanen heerlijk. Hij vindt dat net zoiets als vliegen.

Slide 26 - Slide

Signaalzinnen
Aankondigende:    Ik zal hier nu enkele voor- en nadelen van bespreken.
                                      Maar aan het systeem kleven ook enkele bezwaren.
                                      Hoe is … te verklaren?

Terugblikkende:     Van de besproken verklaringen lijkt de laatste me het meest aannemelijk.
                                      Eerder noemde ik al een reeks bezwaren.

Combinatie:            De oplossingen die ik hiervoor noemde, zal ik later nog toelichten.
                                     Welke conclusie kunnen we nu uit bovenstaande onderzoeksresultaten
                                     trekken?

Slide 27 - Slide

Soorten verbanden en signaalwoorden
Structuuraanduiders: signaalwoorden, woorden waarmee je duidelijk kunt maken hoe een tekst is opgebouwd en hoe de onderdelen ervan samenhangen.

Signaalwoorden maken duidelijk wat de functie van de alinea's is ten opzichte van elkaar en hoe zinnen met elkaar in verband staan.


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:

* Lees Tekst  2 in de reader WTT
* Maak de volgende opdrachten van Tekst 2 in WTO: Begin met 18 + inleveren via Teams
   Daarna maak je 1/2/3/4/5/6/7/8/9/11/12

Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen

Slide 30 - Slide

Ik ken de drie manier om alinea's met elkaar te verbinden en ik kan deze herkennen in teksten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik kan signaalwoorden herkennen en weet wat hun functie is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll