@@Werkwoordspelling groep 7/8

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Wij (wachten) gisteren op de bus.

1. wachten
2. wachte
3. wachtte
4. wachtten

Pa en ma (juichen) heel hard bij de wedstrijd vorige week.

1. juichtten
2. juichden
3. juichten
4. juichde

De barman had een lekker drankje (mixen)

Normaal pak ik de trein, maar vorige week (reizen) ik met de bus.

1. rees
2. reisde
3. reiste
4. reizde

De kinderen (leven) met oma mee toen opa overleed.

1. leven
2. leefden
3. leefde
4. leefte

(Worden) je vader ook altijd zo blij van de lente?

1. Word
2. Wordt
3. Wort
4. Woord

Mijn juf (vinden) dat ik heel mooi kan schrijven!

Zij heeft limonade op de grond (morsen)

1. gemorst
2. gemorsdt
3. gemorsd
4. bemorst

Heb jij de laatste peren al (proeven)

1. geproeft
2. geproevt
3. geproefdt
4. geproefd

De (kneuzen) teen deed nog altijd veel pijn.

1. gekneuzde
2. gekneuste
3. gekneusde
4. gekneusten

Vroeger (zorgen) de boer altijd voor de kippen.

1. zorgden
2. zorgten
3. zorgen
4. zorgde

De (roesten) onderdelen van de fiets moesten vervangen worden.

(Wenden) jij je ook altijd tot de juf als je iets niet begrijpt?

1. Wendt
2. Went
3. Wend
4. Wentd

Die mannen hebben hier de weg (verbreden).

1. verbreed
2. verbreedt
3. verbredt
4. verbred

Deze (verbreden) weg is wel fijn!

1. verbreedde
2. verbreede
3. verbrede
4. verbreden

De mannen (verbreden) de weg vorige week.

1. verbrede
2. verbreden
3. verbreedde
4. verbreedden

Groep 7/8 (dansen) vorig jaar de hele dag met caranaval.

1. dansde
2. dansden
3. danste
4. dansten

Die duif (broeden) al de hele dag.

1. broed
2. broedt
3. broet
4. broedde