modale werkwoorden

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Mag je in de les water drinken?
A
Ja, dat mag
B
Ja, dat moet
C
Nee, dat kan niet
D
Nee, dat hoeft niet

Slide 14 - Quiz

Ik .......... (belofte) de kerstboom versieren
A
moet
B
kan
C
zal
D
wil

Slide 15 - Quiz

....... je hier roken? (toestaan)
A
Kun
B
Kan
C
Mag
D
Moet

Slide 16 - Quiz

Hij ......... (wens) graag een nieuwe fiets voor zijn verjaardag
A
hoeft
B
moet
C
mag
D
wil

Slide 17 - Quiz

Ik kan niet bij je op bezoek ........
A
kom
B
komt
C
gekomen
D
komen

Slide 18 - Quiz

In de les ... je niet bellen.
A
moeten
B
mag
C
kan
D
wil

Slide 19 - Quiz

Moet je op tijd zijn in de les?
A
Ja, dat mag
B
Nee, dat mag niet
C
Ja, dat moet
D
Nee, dat hoeft niet

Slide 20 - Quiz

...... wij vandaag naar school?
Nee, het is vakantie, wij ...... niet te gaan.
A
Kunnen, moeten
B
Moeten, hoeven
C
Moeten, kunnen
D
Hoeven, hoeven

Slide 21 - Quiz

Moet je aan de docent vragen of je naar het toilet mag?
A
Nee, dat hoeft niet
B
Ja, dat moet
C
Nee, dat mag niet
D
Ja, dat mag

Slide 22 - Quiz

Mag je tijdens de les bellen?
A
Ja, dat mag
B
Nee, dat mag niet
C
Ja, dat moet
D
Nee, dat hoeft niet

Slide 23 - Quiz

Maak de zin. Denk aan de vorm

binnen de lijnen + moeten + ik + parkeren

Slide 24 - Open question

Maak de zin. Denk aan de vorm

komen + kunnen + ik + niet op bezoek

Slide 25 - Open question

Maak de zin. Denk aan de vorm

onze familie + bellen + willen + wij

Slide 26 - Open question

Maak de zin. Denk aan de vorm

gaan + wij + pauzeren + nu

Slide 27 - Open question

Maak de zin. Denk aan de vorm

bezoeken + hij + zullen + zijn familie in Griekenland

Slide 28 - Open question

Maak de vraag.

Je vraagt aan je partner of je de boterhammen voor de kinderen zal smeren.
Z....

Slide 29 - Open question

Maak de vraag.

Je vraagt aan Mohamed of hij deze week op zondag wil werken.
W ................

Slide 30 - Open question

Maak de vraag.
Je vraagt aan mevrouw Derwani of ze met een vrachtwagen kan rijden.
K................

Slide 31 - Open question

Maak de vraag.

Je vraagt aan een kind of hij hier zonder papa en mama mag fietsen.
M................

Slide 32 - Open question

Maak de vraag.
Je vraagt aan je baas of je de notulen moet schrijven.
M....

Slide 33 - Open question

Opdracht
Je vertelt een landgenoot over Nederland. Hij/zij wil ook naar Nederland komen. Wat vertel je over de Nederlandse cultuur en gewoonten?
Schrijf 5 zinnen.
Bijvoorbeeld:
1. In Nederland moet je altijd op tijd zijn.
2. Je kunt beter snel de Nederlandse taal leren.
3. Je mag in Nederland bijna alles zeggen wat je wil.  

Slide 34 - Slide