Bij de meeste woorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet. Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het werkwoord lopen in. Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet.
Bijvoorbeeld:
Els vind hem erg leuk - Els loopt hem erg leuk. Dus: Els vindt hem erg leuk.
Ik vind het niet eerlijk. - Ik loop het niet eerlijk. Dus: Ik vind het niet eerlijk.
Slide 6 - Slide
Aan de slag!
- Maak opdracht 1 t/m 5.
- Klaar? Een puzzel maken of verder online werken aan: De brug meestromen. Niks doen is geen optie!
timer
12:00
Slide 7 - Slide
Nakijken opdracht 1
1. hij koopt 6. Kiki duikt
2. wij drinken 7. mijn vader zingt
3. Piet zwaait 8. de auto remt
4. zwem jij? 9. de leraar schrijft
5. Lois snorkelt 10. het weer verandert
Slide 8 - Slide
Nakijken opdracht 2
1. rijdt
2. brandt
3. raadt
4. meldt
5. verzend
6. spoed
Slide 9 - Slide
Nakijken opdracht 3
1. verzamelt
2. snijdt
3. boeit
4. red
5. verdeel
6. vindt
Slide 10 - Slide
Nakijken opdracht 4
Verschillende antwoorden mogelijk. Per zin één voorbeeld.
Slide 11 - Slide
Nakijken opdracht 5
1. favoriete / televisieprogramma
2. informatie / kwaliteit
3. anoniem/ criminelen
4. februari/ pyjamafeestje
5. lettertype
6. zwemdiploma/ achttienjaar
Slide 12 - Slide
Afsluiter
- Iedereen doet mee en is rustig tijdens de afsluiter.