Je leert over de tegenwoordige tijd van de persoonsvorm.
Slide 3 - Slide
Instructiefilmpje
Slide 4 - Slide
Uitleg
Slide 5 - Slide
Uitleg
Bij de meeste woorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet. Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het werkwoord lopen in. Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet.
Bijvoorbeeld:
Els vind hem erg leuk - Els loopt hem erg leuk. Dus: Els vindt hem erg leuk.
Ik vind het niet eerlijk. - Ik loop het niet eerlijk. Dus: Ik vind het niet eerlijk.
Slide 6 - Slide
Even oefenen......
Slide 7 - Slide
gooien
ik......
hij......
wij .....
Slide 8 - Slide
worden
ik ..........
hij..........
wij .........
Slide 9 - Slide
lachen
Jij ........................... irritant.
Slide 10 - Slide
landen
Het vliegtuig ................... op Schiphol.
Slide 11 - Slide
braden
............. je zus het vlees?
Slide 12 - Slide
vermoeden
De politie ................... dat zij er iets mee te maken heeft.
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
- Ga naar hoofdstuk 3: Feest.
- Klik op: persoonsvorm tegenwoordige tijd.
- Maak de startopdracht en opdracht 1 t/m 8
- Klaar? Ga naar trainen. Ga daar spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd verder oefenen.