relatief pronomen

• Nederlands
• Beroepsopleiding

Relatief pronomen 

Verwijst naar 

substantief of zin

geeft daar extra informatie over.

De cursisten die al bij hoofdstuk 5 zijn, willen liever lezen over duurzaamheid.

De cursisten willen liever lezen over duurzaamheid.

werkwoord zonder prepositie

die of dat

De cursisten die al bij hoofdstuk 5 zijn, willen liever lezen over duurzaamheid.

De cursisten willen liever lezen over duurzaamheid.

De cursisten waar ik les aan ik geef, willen liever lezen over duurzaamheid.

werkwoord met prepositie

waar + prepositie 

De cursisten waaraan ik lesgeef, willen liever lezen over duurzaamheid.

Ik geef les aan cursisten die liever lezen over duurzaamheid.

Soms verandert de prepositie:

met wordt mee

tot wordt toe

relatief pronomen kan worden gesplitst

De zes cursisten van wie er twee ontbreken doen erg hun best

Plaats - waar zonder prepositie 

personen - prepositie + wie

De ruimte waar ze nu zitten, is koel.

De kinderen voor wie hij zorgt, zijn van zijn oudste zus.

na een onbepaald voornaamwoord

Wat 

na een superlatief

verwijzingen baar een hele zin

Wanneer expliciet wordt gezegd over welke zaak het gaat.

Het prieeltje is eindelijk af, wat wij heel fijn vinden.

Dit is het moeilijkste wat ik moet leren.

Hij hoort juist alles wat hij niet zou moeten horen.

Wat we nu leren, is echt belangrijk.