jong en oud H4 eco

Bij consumptie is altijd sprake van ruilen over tijd.
A
Juist
B
Onjuist
1 / 13
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bij consumptie is altijd sprake van ruilen over tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

Als je consumeert besteed je nu en is er geen sprake van het uitstellen van consumptie.

Bron: LWEO, Jong en oud 5e druk.
Voor wie is het verstandig om een hoger eigen risico te nemen.
A
Voor een oude vrouw met gezondheidsklachten
B
Voor een jonge gast die kerngezond is.
C
Voor iemand die regelmatig ziek is.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

IS DIT EEN GEVANGENEN-DILEMMA?
A
NEE, WANT DIT IS DE BESTE UITKOMST
B
JA, WANT DIT IS HET EERLIJKST
C
JA, WANT ER IS EEN BETERE UITKOMST
D
NEE, WANT ER IS EEN BETERE UITKOMST

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Bij de diagonaal van de Lorenzcurve
A
zijn de inkomensverschillen groot
B
is het inkomen eerlijk verdeeld
C
zijn de inkomensverschillen klein
D
verdient iedereen evenveel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

RIC = NIC/PIC x 100
De nominale waarde van een vermogen stijgt met 3%. De inflatie is 2%. Bereken het reëel indexcijfer.
A
RIC = 103/102 x 100 = 100,98
B
RIC = 103/98 x 100 = 105,1
C
RIC = 102/103 x 100 = 99,03

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke formule gebruiken we om de RIC uit te rekenen?
A
RIC = NIC : PIC
B
RIC = (PIC : NIC) x 100%
C
RIC = (NIC : PIC) x 100
D
RIC = (NIC : PIC) x 100%

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je een verzekering afsluit betaal je als verzekeraar premie aan de verzekerde.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De AOW is een ...
A
volksverzekering.
B
werknemersverzekering.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een pensioen?
A
Een spaarpotje voor later
B
Dat je niet hoeft te werken
C
Een sociale premie
D
Dit is een uitkering

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het verschil dat een verzekeringsnemer (verzekerde) meer weet dan een verzekeraar?
A
Averechtse selectie
B
Informatie asymmetrie
C
Moral Hazard
D
Risico spreiding

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De verzekerde heeft meer informatie dan de verzekeraar, dit noemen we
A
ongelijkheid
B
oneerlijk
C
symmetrische informatie
D
asymmetrische informatie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde betaalt bij schade
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions