Les 4 jong en oud

Welkom 
Les 4 Jong en oud
0-uren economie 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom 
Les 4 Jong en oud
0-uren economie 

Slide 1 - Slide

Planning
Lesdoelen 
uitleg 
quizvragen 
zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Afschrijvingskosten
Duurzame bedrijfsmiddelen (kapitaalgoederen) 
Een auto wordt over tijd minder waard. 
Afschrijvingskosten = waarde vermindering
invloed op de winst

Slide 3 - Slide

Waarom verzekeren?
  • als je schade kan krijgen dan kun je jezelf tegen de negatieve financiele gevolgen verzekeren
  • soms verplicht (auto, scooter, ziektekosten) meestal vrijwillig (brand, diefstal, reis, annulering)
  • brandverzekering huis, vaak een voorwaarde van de bank bij hypotheek

Slide 4 - Slide

Risico Avers
Wanneer iemand risico avers is heeft deze persoon een hekel aan risico's.
Deze persoon wil risico's zoveel mogelijk beperken en wil zich tegen veel zaken verzekeren.

Slide 5 - Slide

wat is een verzekering?
afspraak om financieel risico af te dekken (polis).
verzekeraar: dekt schade van verzekerde
verzekeringspremie: prijs van een verzekering


  • verzekeringspremie:
  1. risico op een gebeurtenis
  2. winstopslag
  3. hoogte eigen risico (hoog eigen risico maakt uit te keren schade lager)

Slide 6 - Slide

hoe werkt het?
  • Kans op schade in een bepaalde groep (regio, kenmerken) is 0,05% (ofwel 1 op 2.000)
  • Het schadebedrag: € 100.000
  • Aantal deelnemers: 3.000
  • Wat is de premie?
  • 0,05%*€100.000*3.000 = € 150.000 (begrote schade), dat deel ik door 3000 = € 50 premie (zonder opslagen!)
  • Let op ik keer € 100.000 of € 200.000 uit!

Slide 7 - Slide

Je sluit een verzekering af. Dan ben jij de ………(verzekeraar/verzekerde).
A
verzekeraar
B
verzekerde

Slide 8 - Quiz

In Nederland is elk risico verzekerbaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is in de tabel voor de verzekeraar de verwachte schade (risico) per verzekerde?
A
4
B
30
C
300
D
40

Slide 10 - Quiz

Onverzekerbare risico's


Onverzekerbare risico’s. Risico’s waarbij alle verzekerden tegelijk worden getroffen. (Dijkdoorbraak in een polder).

Slide 11 - Slide

Problemen verzekeraars
  • Informatie asymmetrie, jij weet als verzekeraar niet hoe iemand met zijn/haar spullen omgaat hierdoor onstaat: 
  • Averechtse selectie (alleen mensen met 'slechte' risico's verzekeren zich)
  • Moral hazard (moreel wangedrag) (Met opzet roekeloos gedragen)
  • Door informatie asymmetrie worden premies hoger! 

Slide 12 - Slide

Oplossingen 
  • Verminderen informatieachterstand (bijvoorbeeld informatie inwinnen van tandartsen)
  • Doorvoeren premiedifferentiatie (hoe meer risico hoe hoger de premie)
  • Invoeren bonus malus systeem (geen schade melden, dan minder premie betalen)
  • Invoeren eigen risico (zelf een deel betalen voordat de uitkering komt)

Slide 13 - Slide

Sociale zekerheid
Het sociale zekerheidsstelsel van Nederland bestaat uit:
  • sociale verzekeringen (volksverzekeringen, werknemersverzekeringen).
  • sociale voorzieningen (bijstand, re-integratie)

Slide 14 - Slide

Sociale voorziening
  • Wordt betaald vanuit belastingen
  • Eenvoudig voorbeeld: bijstand

Slide 15 - Slide

sociale verzekeringen

Bij de sociale verzekeringen hebben we:
  • Werknemersverzekeringen
  • Volksverzekeringen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 21 - Slide

Inflatie
Inflatie = algemene stijging van de prijzen

Koopkracht = 
hoeveel je kunt kopen van je geld


Loon = stijgt of daalt. Wat heeft dit met koopkracht te maken?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Indexcijfers
indexcijfers vergelijken

  • basisjaar
  • procent

Slide 24 - Slide

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 25 - Slide

Inflatie (CPI)

Slide 26 - Slide

Reeël index cijfer

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reele IndexCijfer

Slide 27 - Slide

CPI (1)

Slide 28 - Slide

Ten opzichte van 2008 is het inkomen van Kim Il Sung gestegen van € 1.800 naar € 2.100 per maand. In diezelfde periode steeg het prijsindexcijfer van 109 naar 115. Met hoeveel procent is het reëel inkomen van Kim Il Sung in diezelfde periode veranderd?

Slide 29 - Open question