herhaling 3.1-3.3

herhaling 3.1-3.3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

herhaling 3.1-3.3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

maak opdracht 4 van bs 3.1

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

maak opdracht 4 van bs 3.2

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

maak opdracht 3 van bs 3.3

Slide 7 - Slide

Welk bestanddeel van bloed voldoet aan de volgende kenmerken?
Geen celkern, bevat hemoglobine
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen

Slide 8 - Quiz

Welk type bloedvat heeft een hele sterke en elastische wand en geen kleppen.
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 9 - Quiz

In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst?
A
Longader
B
Longslagader
C
Poortader
D
Nierslagader

Slide 10 - Quiz

In welk bloedvat is het zuurstofgehalte het hoogst?
A
Poortader
B
Nierslagader
C
longslagader
D
Onderste holle ader

Slide 11 - Quiz

Tine zegt dat de kleine bloedsomloop bloed naar de hersenen vervoert. André zegt dat als een bloedcel een keer de hele bloedsomloop doorloopt, het eenmaal door het hart komt
Wie heeft/hebben er gelijk?
A
Ze hebben beide gelijk
B
Ze hebben beide ongelijk
C
Alleen Tine heeft gelijk
D
Alleen André heeft gelijk

Slide 12 - Quiz


Noem de functies van de hartkleppen. Waar bevinden deze zich? 
A
Hartkleppen zorgen ervoor dat bloed niet van de kamers naar de boezems stroomt. Bevinden zich tussen de kamers en boezems.
B
Hartkleppen zorgen ervoor dat bloed niet van de boezems naar de kamers stroomt. Bevinden zich tussen de boezems en de kamers.
C
Hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed niet van de slagaders naar de kamers loopt. Bevinden zich tussen de slagaders en de kamers.
D
Hartkleppen zorgen ervoor dat het bloed niet van de kamers naar de slagaders loopt. Bevinden zich tussen de kamers en de slagaders.

Slide 13 - Quiz

Welke stellingen zijn juist?
1) Tina zegt dat de kleine bloedsomloop het bloed naar de longen pompt. 2) Arend zegt dat in de organen koolstofdioxide wordt afgegeven aan het bloed
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen
D
Geen van beide stellingen

Slide 14 - Quiz


Wat is de juiste omschrijving van een ader?
A
Een ader heeft een hoge bloeddruk en een dunne wand.
B
Een ader heeft een lage bloeddruk en de ‘slag’ is merkbaar.
C
Aders liggen heel diep in het lichaam.
D
Een ader heeft kleppen en de 'slag' is niet merkbaar.

Slide 15 - Quiz


Welke van de onderstaande bloedvaten bevatten uitsluitend zuurstofrijk bloed?
A
Kransslagader, longader, halsslagader, leverslagader, aorta.
B
Kransaders, longslagader, poortader, halsslagader
C
Kransslagader, longader, poortader, halsslagader, leverslagader.
D
Kransader, longader, halsader, leverslagader, aorta.

Slide 16 - Quiz


Waar vind je kransslagaders en bij welke bloedsomloop horen ze?
A
Kransslagaders lopen op het hart en horen bij de kleine bloedsomloop.
B
Kransslagaders lopen op het hart en horen bij de grote bloedsomloop.
C
Kransslagaders lopen tussen de dunne darm en de lever en horen bij de kleine bloedsomloop.
D
Kransslagaders lopen tussen de dunne darm en de lever en horen bij de grote bloedsomloop.

Slide 17 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
voedingsstoffen vervoeren

Slide 18 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 19 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja, altijd
B
nee, nooit
C
meestal wel
D
meestal niet

Slide 20 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 21 - Quiz

In welke volgorde stroomt het bloed door het hart en de bloedvaten? Begin bij de onderste holle ader, eindig bij de aorta en benoem elk specifiek onderdeel van het hart / bloedvat).

Slide 22 - Open question


Noem de vier bestanddelen waaruit het bloed bestaat.   

Slide 23 - Open question


Hoe heten de bloedvaten die over het hart lopen die zuurstofrijkbloed bevatten?  

Slide 24 - Open question


Noem 3 verschillen tussen slagaders en aders

Slide 25 - Open question

zuurstof arm 
kleine bloedsomloop
zuurstof rijk
grote bloedsomloop
zuurstof rijk
kleine bloedsomoop
zuurstof arm
grote bloedsomloop

Slide 26 - Drag question

In de afbeelding is een lengte doorsnede van een schematisch hart weergegeven. 
Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer

Slide 27 - Drag question