Basisvaardigheden 4, 5, 7, 8, 10 12, 13

Digitaal/op afstand
1 / 34
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Digitaal/op afstand

Slide 1 - Slide

Basisvaardigheden
4 Optellen en aftrekken
5 Optellen en aftrekken met decimale getallen
7 Vermenigvuldigen
8 Delen
10 handig rekenen met nullen
2.5 X en : met 10, 100 en 1000 en haakjes
12 + 13 Afronden van decimale getallen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lesdoelen
  • Je kan cijferend +, -, x en delen met hele en decimale getallen
  • Je kent de volgorde van bewerkingen
  • Je kan decimale getallen op de juiste manier afronden

Slide 4 - Slide

Decimale getallen

Slide 5 - Slide

Decimale getallen 
Decimalen zijn:
de getallen achter 
de komma





Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Rond het getal 25, 143 af op 2 decimalen

Slide 9 - Mind map

872,45 af op 1 decimaal
A
872,46
B
872,5
C
872,4
D
872,47

Slide 10 - Quiz

Vergelijken
Als je getallen vergelijkt, kun je de tekens >, < en = gebruiken.

> betekent is groter dan
< betekent is kleiner dan
= betekent is even groot als

Slide 11 - Slide

Welkom

Slide 12 - Slide

Even samen oefenen:

Slide 13 - Slide

198 + 35 =
A
133
B
137
C
233
D
237

Slide 14 - Quiz

Optellen met een decimaal getal

Bij het optellen met decimale getallen moeten de
komma’s recht onder elkaar geplaatst worden.
14,83 + 2,78=
1 4  ,  8 3
   2  ,  7 8 +
 1 7  ,  6 1

Slide 15 - Slide

  • Soms moet je getallen met een verschillend aantal decimalen bij elkaar optellen.

  • Het is handig om een gelijk aantal decimale getallen achter de komma te hebben.
 
2 5 , 4
    2 , 7 3 +
2 5 , 4 0
    2 , 7 3 +

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Handig optellen met strategieën zoals :
Rijgen                    (230 + 90: 230 → 300 → 320) 
Splitsen                 (46 + 53 → 90 + 9) 
Compenseren    (199 + 86: 200 + 86 - 1 of ineens 200 + 85)
Analogie                (3000 + 12000 naar analogie van 3 + 12) 
Verwisselen         (2 + 399 → 399 + 2)
Omvormen           (97 + 54 is evenveel als 100 + 51)

Slide 18 - Slide

Aftrekken
Rekenen
Paragraaf 2.2

Slide 19 - Slide

Cijferend aftrekken

Slide 20 - Slide

Cijferend aftrekken met een decimaal getal
,
,
,
,

Slide 21 - Slide

Nu een voorbeeld van een aftreksom

275 - 99 =
eerst haal ik er 100 af
275 - 100 = 175
maar ik heb er 1 teveel afgehaald, dus moet er nog 1 bij
175 + 1 = 176

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Welkom
Rekenen
Les 3

Slide 24 - Slide

Cijferend vermenigvuldigen   
manier 2: cijferend vermenigvuldigen

Slide 25 - Slide

splitsend vermenigvuldigen
cijferend vermenigvuldigen
X

Slide 26 - Slide

splitsend vermenigvuldigen
cijferend vermenigvuldigen

Slide 27 - Slide

Cijferend vermenigvuldigen

Slide 28 - Slide

Ik doe de som eerst voor
4 x 15 = 60
want 4 x 10 = 40 en 4 x 5 = 20
40 + 20 = 60
Hoeveel is dan 4 x 150 = ?
Ik weet dat 4 x 15 = 60
150 = 10 x 15, dus moet het antwoord ook keer 10 (60 x 10)
Het antwoord is 600

Slide 29 - Slide

cijferend delen, staartdeling

Slide 30 - Slide

Kolomsgewijs delen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

?

Slide 33 - Slide

Staartdeling
Je gebruikt een staartdeling bij het delen van grote getallen uit je hoofd.
  1. Schrijf de som op.
  2. Vorm om tot staartdeling
  3. Begin bij het meest linkse getal met delen en werk zo naar rechts.

LET OP!! Past een getal niet meer pak zijn buurman/vrouw erbij.

Slide 34 - Slide