H4 Herhaling

H4 Werk aan de winkel


§ 4.1 Sta je sterk in je werk?
§ 4.2 Waar kun je werken?
§ 4.3 Kun je aan het werk?
§ 4.4 Werk voor iedereen?
Herhaling
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 Werk aan de winkel


§ 4.1 Sta je sterk in je werk?
§ 4.2 Waar kun je werken?
§ 4.3 Kun je aan het werk?
§ 4.4 Werk voor iedereen?
Herhaling

Slide 1 - Slide

Maken: rekenopgaven 4, 7 en 12 
(blz. 128)

Slide 2 - Slide

Opgave 4 (blz. 128)
a  

Slide 3 - Slide

Opgave 4 (blz. 128)
a  54 + 490 + 1.990 + 1.210 = 3.744 personen.
b

Slide 4 - Slide

Opgave 4 (blz. 128)
a  54 + 490 + 1.990 + 1.210 = 3.744 personen.
b In de primaire sector: alle 54
    In de secundaire sector: alle 490
    In de tertiaire sector: 1.830 (want er is geen vraag naar meer)
    In de quartaire sector: 1.160 (want er is geen vraag naar meer)
    
    In totaal: 54 + 490 +1.830 + 1.160 = 3.534 personen


Slide 5 - Slide

Opgave 4 (blz. 128)
c  3.744 ÷ 100 × 40 = 1.498 vrouwen
     3/4 ×1.498 = 1.124 vrouwen in deeltijd

Slide 6 - Slide

Opgave 7 (blz. 128)
a  

Slide 7 - Slide

Opgave 7 (blz. 128)
€ 1.347,85 × 12 ÷ 52 = € 311,04
b  

Slide 8 - Slide

Opgave 7 (blz. 128)
€ 1.347,85 × 12 ÷ 52 = € 311,04
b  € 581,25 × 12 ÷ 52 = € 134,13 per week (in voltijd)
     Voor 12 uur is dat € 134,13 ÷ 40 × 12 = € 40,24
c  

Slide 9 - Slide

Opgave 7 (blz. 128)
€ 1.347,85 × 12 ÷ 52 = € 311,04
b  € 581,25 × 12 ÷ 52 = € 134,13 per week (in voltijd)
     Voor 12 uur is dat € 134,13 ÷ 40 × 12 = € 40,24
c  € 665,50 × 1,10 = € 732,05
    € 732,05 × 12 ÷ 52 = € 168,93 per week (in voltijd)
    Per uur is dat € 168.93 ÷ 36 = € 4,69


Slide 10 - Slide

Opgave 12 (blz. 128)

Slide 11 - Slide

Opgave 12 (blz. 128)
In 2019: 100% = …?... instromers 
Daling is 2,2% 


  

Slide 12 - Slide

Opgave 12 (blz. 128)
In 2019: 100% = …?... instromers 
Daling is 2,2% --> dus: in 2020 geldt: 4.600 = 97,8% instromers



  

Slide 13 - Slide

Opgave 12 (blz. 128)
In 2019: 100% = …?... instromers 
Daling is 2,2% --> dus: in 2020 geldt: 4.600 = 97,8% instromers

Het aantal instromers in 2019 was: 4.600 ÷ 97,8 × 100 = 4.703 personen.


  

Slide 14 - Slide

CAO
collectieve arbeidsovereenkomst
wordt afgesloten tussen werkgevers(organisaties) en vakbonden
geldt voor alle werknemers in een bepaalde bedrijfstak, bijv. horeca of detailhandel
vakbonden = werknemersorganisaties (komen op voor de belangen van de werknemers)

Slide 15 - Slide

Marktvormen:
- monopolie
- oligopolie
- volkomen concurrentie
- monopolistische concurrentie



Zie par. 3.4
Ondernemingsvormen:
- eenmanszaak 
- vennootschap onder firma       
   (vof)
- besloten vennootschap (bv)
- naamloze vennootschap (nv)
- stichting

Zie par. 4.2

Slide 16 - Slide

Zzp'er 
- 1 eigenaar

- heeft geen personeel 
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
  inkomstenbelasting
Eenmanszaak
- 1 eigenaar 

- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting
Vof 
- 2 of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk 
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting
Voordelen van vof
- samen meer geld inbrengen
- taken verdelen
- bedrijf gaat door als één van de vennoten ziek wordt

Slide 17 - Slide

BV (Besloten Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Niet iedereen kan aandelen kopen     
  • Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend 
NV (Naamloze Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Iedereen kan aandelen kopen   (effectenbeurs)  
  •  Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend  

Slide 18 - Slide

  • Niet-commerciële rechtsvorm;
  • Opgericht op een bepaald (maatschappelijk) doel te verwezenlijken;
  • Bestuur is niet privé aansprakelijk;
  • Kan wel werknemers in dienst hebben;
  • Voornaamste inkomstenbron: donaties en subsidies.
Stichting

Slide 19 - Slide

Productiesectoren
Primaire sector
Landbouw, mijnbouw en visserij
Secundaire sector
Industrie, bouw en ambacht
Tertiaire sector
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca).
Winst als doelstelling.
Quartaire sector
Niet-commerciële dienstverlening (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer).
Geen winstdoelstelling.

Slide 20 - Slide

Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 21 - Slide

Frictie werkloosheid
Bijv. je hebt net je diploma gehaald, maar je nieuwe baan start pas over 2 maanden. Je bent dus 2 maanden werkloos.
Seizoenswerkloosheid
Je bent ijsverkoper, dan heb je in de winter bijna nooit werk en ben je tijdelijk werkloos.
Conjuncturele werkloosheid
Soms zit de economie tegen: bedrijven gaan failliet, werknemers worden ontslagen en daardoor hebben veel mensen minder geld te besteden. Er worden dus minder producten gekocht. Daardoor hoeven er minder producten gemaakt te worden: werknemers worden ontslagen. Dit is tijdelijk.
Structurele werkloosheid
De banen zijn voor altijd verdwenen:
- machines en computers nemen het werk over van mensen.
- productie wordt verplaatst naar lage lonenlanden.
- (bijna) niemand wil de producten meer kopen, dus hoeven ze niet meer gemaakt te worden.
- je hebt een opleiding waar geen werk meer in te vinden is.

Regionale werkloosheid
Niet overal is de werkloosheid even groot. 

Slide 22 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Slide

Welke wet gaat over gezonde en veilige werkomstandigheden?
A
Algemene wet gelijke behandeling
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbowet
D
Wet minimumloon

Slide 24 - Quiz

Hoger of lager?
Het minimumloon ligt ................... dan het evenwichtsloon.
A
hoger
B
lager

Slide 25 - Quiz

Welke partijen sluiten samen
een CAO af?
A
werknemersorganisaties & vakbonden
B
de regering & vakbonden
C
werkgeversorganisaties & vakbonden
D
de regering & werknemersorganisaties

Slide 26 - Quiz

Juist of onjuist?
Een vaste baan heeft een contract
voor bepaalde tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk
bij een ...
A
BV
B
Vof
C
stichting

Slide 28 - Quiz

Wanneer je een bedrijf begint met een partner en beide partners hebben evenveel rechten en plichten. Welke rechtsvorm begin je dan?
A
Vof
B
BV
C
NV

Slide 29 - Quiz


Een webdesigner werkt in de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 30 - Quiz


Een bloemenkweker werkt in de ...
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 31 - Quiz


Waaruit bestaat de vraag naar arbeid?
A
beroepsbevolking
B
werkzoekenden
C
werkenden + werkzoekenden
D
bedrijven + overheid

Slide 32 - Quiz

Wanneer is er sprake van werkloosheid?
A
Als de vraag groter is dan het aanbod
B
Als de vraag kleiner is dan het aanbod

Slide 33 - Quiz

Juist of onjuist?
Conjuncturele werkloosheid
is blijvend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is
dat ........... werkloosheid.
A
frictie
B
structurele
C
regionale
D
conjuncturele

Slide 35 - Quiz

Aan het werk
Maken: 
* Samenvatting (blz. 122 of online)
* Herhalingsopdrachten (blz. 124)
* Plusopdrachten (blz. 126)
* Rekenen (blz. 128 of online)

Slide 36 - Slide