PTA periode 1

PTA periode 1
Wat gaan we doen?
Theorie- en rekenvragen oefenen 
Tijd over? Herhalingsopdrachten 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

PTA periode 1
Wat gaan we doen?
Theorie- en rekenvragen oefenen 
Tijd over? Herhalingsopdrachten 

Slide 1 - Slide

Productiefactoren en de beloning
Om te produceren heb je productiefactoren nodig.
Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Combineer de productiefactoren met de beloningen.


Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Rente
Pacht
Winst

Slide 2 - Drag question

Wie wordt beschermt met een minimumprijs?
A
Consument
B
Producent

Slide 3 - Quiz

-
-
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Brutowinst

Slide 4 - Drag question

Sleep in de goede kolom :
Geen bedrijfskosten
bedrijfskosten
Gas
Omzet
Brutowinst
Inkoopprijs
Lonen
Huur

Slide 5 - Drag question

Wat is het doel van een minimumprijs?
A
Beschermen van consumenten tegen een te hoge prijs
B
Beschermen van producenten tegen een te lage prijs
C
Zorgen voor meer winst voor producenten
D
Geen specifiek doel

Slide 6 - Quiz

Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig. Zet de juiste productiefactor bij het juiste plaatje.
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Slide 7 - Drag question

Er zijn verschillende ondernemingsvormen en bijbehorende rechtsvormen. Bij sommige ondernemingsvormen ben je bij schulden met je privévermogen aansprakelijk. Bij welke ondernemingsvormen is dit? Sleep de ondernemingsvormen naar het juiste vak.
Rechtsvormen waarbij je WEL met je privé-vermogen aansprakelijk kan worden gesteld. 
Rechtsvormen waarbij je NIET met je privé-vermogen aansprakelijk kan worden gesteld. 
Vennootschap onder Firma
Naamloze Vennootschap
Eenmanszaak
Besloten Vennootschap

Slide 8 - Drag question

Herhaling ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VOF (venootschap onder firma)
NV (naamloze venootschap)
BV (Besloten venootschap)
Één eigenaar
Meerdere eigenaren
aandeelhouder naamloos
aandeelhouder op naam
ook privé
niet privé

Slide 9 - Drag question

Fiscale aspecten: Welke belasting moet de ondernemingsvorm over de winst betalen? Plaats de ondernemingsvormen in het juiste vak
Naamloze Vennootschap
Vennootschap Onder Firma
Besloten Vennootschap
Eenmanszaak
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting

Slide 10 - Drag question

Arbeidsmotieven zijn
A
dingen waar je kan werken.
B
taken waar je goed in bent.
C
redenen om te willen werken.
D
alle antwoorden zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Marktvorm met veel aanbieders en veel vragers van homogene goederen of diensten.
Marktvorm met een klein aantal aanbieders.
Redenen om te willen werken.
Afspraken per bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden. Collectieve arbeidsovereenkomst.
Oligopolie
Volkomen concurrentie
CAO
Arbeidsmotieven

Slide 12 - Drag question

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 13 - Drag question

Een bandenfabrikant maakt per jaar 625.000 fietsbanden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen en de variabele kosten € 1 miljoen.

Bereken de kostprijs per fietsband.
A
€2,40
B
€0,18
C
€0,21
D
€5,60

Slide 14 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid
Fricitiewerkloosheid
Structurele werkloosheid
Regionale werkloosheid
Seizoenswerkloosheid

Slide 15 - Drag question

Verkade heeft 250.000 chocoladerepen gemaakt. De totale vaste kosten bedragen € 120.000.
De variabele kosten zijn 0,20 per reep.
Wat is de kostprijs per product?
A
0,48
B
€ 2,08
C
€ 0,68
D
1,08

Slide 16 - Quiz

Bereken de BTW uit de consumentenprijs. Het percentage is 9%. Consumentenprijs: €188,00.
Schrijf alleen je antwoord met een €

Slide 17 - Open question

Homogeen
Heterogeen

Slide 18 - Drag question

Consumentenprijs berekenen:
De verkoopprijs van een broek is: € 16,50.
De btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs. Schrijf alleen het antwoord met een €

Slide 19 - Open question

Hoe heten onderstaande marktvormen?
monopolie
volkomen concurrentie
Een markt met veel vragers en veel aanbieders.
Een markt met veel vragers en één aanbieder.

Slide 20 - Drag question

Mijn omzet is 2250 euro.
Mijn nettowinst is 1560 euro.
Hoeveel % nettowinst heb ik? één decimaal en % teken

Slide 21 - Open question

Sleep de afbeeldingen bij de correcte marktvorm.
monopolie
oligopolie
volkomen concurrentie
monopolistische concurrentie

Slide 22 - Drag question

De verkoopprijs is €5 en de inkoopprijs is €2. We verkopen 500 producten en de bedrijfskosten zijn €450. Hoeveel is het nettoresultaat? Schrijf je antwoord op met een €

Slide 23 - Open question

Bij welke productiesectoren horen deze bedrijven en instellingen?
Primaire sector
Secundaire sector
Tertaire sector
Quataire sector
Autorijschool 
Bloemenkwekerij
Fietsenfabriek 
Middelbare school

Slide 24 - Drag question

In een fabriek werken 5 mensen. Samen maken ze in totaal 500 producten in één week. Elke werknemer werkt 40 uur per week.

Hoeveel uur werken de 5 werknemers samen in totaal per week?


Slide 25 - Open question

In een fabriek werken 5 mensen. Samen maken ze in totaal 500 producten in één week. Elke werknemer werkt 40 uur per week.

Wat is de arbeidsproductiviteit per uur per werknemer?

Slide 26 - Open question

Als bedrijven meer produceren, levert dat allerlei voordelen op.
Echter, het levert ook nadelen op. Koppel de juiste elementen aan het juiste begrip (maatschappelijke kosten / maatschappelijke opbrengsten). 
Maatschappelijke opbrengsten
Maatschappelijke kosten
Energieverbruik

Slide 27 - Drag question

Aan de slag
Herhaalopdrachten 

Slide 28 - Slide