DISK liefde en houden van afmaken taak 1 en woordenschat les 3

Thema liefde en houden van 
woordenschat les 2
DISK thema 5
Leg nu op tafel:
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema liefde en houden van 
woordenschat les 2
DISK thema 5
Leg nu op tafel:

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Woordenschat les 2
  • Filmpje kijken

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les:

- Kun je de woorden van woordenschat les 3 vertalen in je eigen taal en ze gebruiken in een Nederlandse zin.
- Kun je een PowerPoint maken bij het verhaal van Romeo & Julia.
- Kun je jouw einde van Romeo & Julia aan de klas vertellen. 


Doelen

Slide 3 - Slide


Wat is 'zenuwachtig'?
A
Je voelt je verdrietig.
B
Je voelt je heel blij.
C
Je voelt je onrustig en een beetje bang.
D
Je voelt je rustig.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'stiekem'?
A
Iets in het geheim doen.
B
Iets heel duidelijk zeggen.
C
Heel vrolijk zijn.
D
Altijd eerlijk zijn.

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'verlegen'?
A
Niet durven praten met mensen.
B
Altijd praten met nieuwe mensen.
C
Jezelf heel goed vinden.
D
Goed kunnen praten.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'superlief'?
A
Heel aardig en vriendelijk zijn
B
Nooit lachen of vrolijk zijn
C
Te druk met werk
D
Altijd boos en ongezellig zijn

Slide 7 - Quiz

Wat is 'het liefdesverdriet'?
A
Verdrietig zijn omdat iemand niet verliefd op je is..
B
Een soort muziekstijl.
C
Blij zijn omdat iemand verliefd op je is.
D
Met iemand trouwen.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'nieuwsgierig'?
A
Je bent heel verlegen
B
Je bent altijd moe
C
Je houdt van slapen
D
Je wilt graag meer weten

Slide 9 - Quiz

Schrijf een zin met raden:
Let op! Het is een werkwoord.

Slide 10 - Open question

Schrijf een zin met (het) liefje:

Slide 11 - Open question

Type hier een titel
Groep roze
Elke dag spelen Tim en Sam buiten. Vandaag is het de beurt van Sam om het doel te verdedigen. Ze hebben allebei evenveel gescoord. “We zijn een goed team met elkaar!” zegt Sam. Ze spelen verder tot ze uit moeten rusten. Dan lopen ze samen naar het huis van Tim om iets te drinken. "Wat een leuke dag!" zegt Tim.

Slide 12 - Slide

Type hier een titel
De dag
24 uur, van ochtend tot avond.

Voorbeeldzin: Elke dag ga ik naar school.

Slide 13 - Slide

Type hier een titel
De beurt
Als iemand iets mag doen en daarna de ander.


Voorbeeldzin: 
Het is mijn beurt om het bord schoon te maken.

Slide 14 - Slide

Type hier een titel
Veel
Een grote hoeveelheid.



Voorbeeldzin: 
De man heeft veel papieren.

Slide 15 - Slide

Type hier een titel
Evenveel
Precies hetzelfde aantal. 


Voorbeeldzin: 
Er zijn evenveel rode als blauwe snoepjes.

Slide 16 - Slide

Type hier een titel
bij
Op een plek vlak naast of met iemand.

Voorbeeldzin: 
Ik zit bij mijn vriend in de klas.

Slide 17 - Slide

Type hier een titel
Uit
Uitleg: Naar buiten of niet meer aan.


Voorbeeldzin: 
De lichten zijn uit, dus het is donker in de kamer.

Slide 18 - Slide

Type hier een titel
Van
Geeft aan bij wie iets hoort of waar het vandaan komt.

Voorbeeldzin: 
Die boeken zijn van mijn zus.

Slide 19 - Slide

Type hier een titel
Met
Samen met iemand of iets.


Voorbeeldzin: Ik ga met mijn broer naar het park.

Slide 20 - Slide

Type hier een titel
Groep groen
Noor praat met haar beste vriendin Sarah. “Je bent echt mijn liefste vriendin,” zegt ze. Noor wil Sarah iets vertellen: “Ik heb gisteren met Max afgesproken, maar hij zei dat hij het wil uitmaken met zijn vriendin.” Sarah kijkt verbaasd: “Denk je dat hij dat echt doet? Kun je daar wel op vertrouwen?” Noor twijfelt. “Ja, dat zei hij! Maar hij heeft weleens eerder iets beloofd en het niet gedaan.” Sarah denkt na: “In mijn opvatting kun je beter nog even wachten om te zien wat hij echt doet.”

Slide 21 - Slide

Type hier een titel
Beloven
Zeggen dat je iets zeker gaat doen.

Voorbeeldzin: Ik beloof dat ik je morgen help met je huiswerk.

Slide 22 - Slide

Type hier een titel
Vertrouwen op
Geloven dat iemand eerlijk is of doet wat hij zegt.

Voorbeeldzin: Je kunt altijd vertrouwen op je beste vrienden.

Slide 23 - Slide

Type hier een titel
De liefste
Iemand die je heel leuk of speciaal vindt.


Voorbeeldzin: Mijn moeder is de liefste persoon die ik ken.

Slide 24 - Slide

Type hier een titel
Uitmaken
Een relatie stoppen.



Voorbeeldzin: Zij heeft het gisteren uitgemaakt met haar vriendje.

Slide 25 - Slide

Type hier een titel
De opvatting
Een mening of idee over iets.



Voorbeeldzin: Zijn opvatting over dit onderwerp is heel interessant.

Slide 26 - Slide

Gebruikte afbeeldingen 'by Freepick'

Slide 27 - Slide