Woordformules opstellen bij een tabel en grafiek

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

5 min lezen 

Programma 

• Terugblikken
• Uitleg 
• Aan de slag (met werkblad of met duo opdracht)
• Afronden 

Doelen

• Ik kan een woordformule opstellen bij een grafiek.
• Ik kan controleren of een punt op de grafiek ligt. 

Terugblikken

Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Jan. 

Wat is het startgetal?

Terugblikken

Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Jan. 

Wat is het richtingsgetal?

Terugblikken

Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Jan. 

Wat zijn de twee variabelen?

Terugblikken

Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Jan. 

De woordformule:

Uitleg 

Voorbeeld 1

Chris heeft ook een spaarpotje. Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Chris. 

In vier maanden spaart Chris 50 euro, hoeveel spaart hij in één maand?

Uitleg

Voorbeeld 1

Chris heeft ook een spaarpotje. Deze grafiek gaat over het spaarpotje van Chris. 

De woordformule:

Uitleg

Voorbeeld 1

Bedrag (€)=10+12,5 x tijd (maanden)

Je leest uit de grafiek af dat Chris na 2,5 maanden een bedrag heeft gespaard van €40,-. Klopt dit? 

Uitleg 

Voorbeeld 2

Stel de woordformule op bij de grafiek.

Ligt punt (6,5; 80) op de grafiek? 

Uitleg

Voorbeeld 3

Deze grafiek gaat over een chocoladereep. Stel de woordformule bij deze grafiek.  

Uitleg

Voorbeeld 4 

Deze grafiek gaat over het vollopen van een bad.

Stel de woordformule op bij deze grafiek.

Opdracht  

Deze grafiek gaat over de inkomsten van Sander.

1. Stel de woordformule op bij de grafiek. 

2. Ligt punt (6,5; 60) op de grafiek? Leg uit.

Antwoord

Instructie 

• Wat: duo opdracht/ werkblad

•Hoe: op fluistertoon

•Met wie: met je duo/ zelfstandig. 

•Hulp: klasgenoot, boek en docent. 

•Tijd:      ±15 min. 

•Klaar?   

ronde 2

Instructie 

• Wat: duo opdracht/ werkblad

•Hoe: op fluistertoon

•Met wie: met je duo/ zelfstandig. 

•Hulp: klasgenoot, boek en docent. 

•Tijd:      ±15 min. 

•Klaar?   

ronde 2

Afronden 

Hoe ging de samenwerking?

Afronden 

Deze grafiek gaat over een pot vitamine tabletten. 

1. Stel de woordformule op bij de grafiek.

2. Ligt punt (15, 75) op de grafiek? Leg uit.