Poëzie rijm stijlfiguren en beeldspraak

Poëzie les 2
  • Soorten rijm
  • Stijlfiguren
  • Beeldspraak 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Poëzie les 2
  • Soorten rijm
  • Stijlfiguren
  • Beeldspraak 

Slide 1 - Slide

Volrijm
Sint zat eens te denken
Wat hij jou zou schenken

Zelfs de regen houdt mij niet tegen

Slide 2 - Slide

alliteratie (= beginrijm)

Slide 3 - Slide

Welk volrijm zie je?

Welk beginrijm zie je (alliteratie)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welke stijlfiguur herken je?

O als ik dood zal, dood zal zijn​
Kom dan en fluister, fluister iets liefs
timer
0:15
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 6 - Quiz

Schuldig en toch onschuldig​
Weinig maar ook veelvuldig​
Leven en toch heengegaan​
Gestorven en opgestaan​

timer
0:20
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 7 - Quiz

Ik zocht in zeeën, bossen, bergen, dromen,​
Nimmermeer rustig tot de plek gekomen,​
timer
0:20
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 8 - Quiz

Wat is een eufemisme?
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 9 - Quiz

Welke zin is een understatement en geen overdrijving
A
Ik vind dat een beetje vervelend
B
Ik heb geen oog dicht gedaan
C
Ik word doodmoe van jouw gezeur
D
Ik heb het je al honderd keer gevraagd

Slide 10 - Quiz

Zit in deze zin ironie?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
A
Ironie
B
Sarcasme

Slide 12 - Quiz

Wel ja, ga vooral door met niets doen, da ga je het zéker halen!
A
sarcasme
B
ironie

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat is beeldspraak?
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 15 - Quiz

Letterlijk versus figuurlijk
- Julia zag Yusuf lopen en stond in vuur en vlam (figuurlijk)
- Yusuf struikelde en viel tegen de vuurkorf aan. Hij stond in vuur en vlam (letterlijk)




Slide 16 - Slide

Beeldspraak

  • Heb je zelf voorbeelden?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 17 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     


Slide 18 - Slide

Vergelijking
  • De inbreker ging er als een haas vandoor
  •  Hij is een beer van een vent
  • Nora kreeg een hoofd als een boei

Slide 19 - Slide

Personificatie
  • Wanneer ik opsta, lacht de zon me vrolijk toe
  •  Angst loerde om de hoek

Slide 20 - Slide

Metafoor
  • Wat een zwijnenstal is het hier!
  •  Er zitten dit jaar een paar kleuters in 5 havo

Slide 21 - Slide

Wat is geen vergelijking?
A
Zo gek als een deur
B
Zo is het gegaan
C
Zo zacht als dons
D
Zo eerlijk als goud

Slide 22 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een personificatie?
A
De stoel kreunde onder zijn gewicht.
B
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop; er zit geen haar meer op!
C
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baard in de keel.

Slide 23 - Quiz

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide