Grammatica 1 les 4: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute VLeerroute 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Slide 2 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Doel:
  • Je kunt zelfstandige werkwoorden herkennen in een zin.
  • Je kunt hulpwerkwoorden herkennen in een zin.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan in z'n eentje (zelfstandig dus) in een zin staan.
 
  • De geit eet.
  • De koe leeft.
  • De hond rent.
  • De kat bijt.

Slide 4 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Ook zonder hulpwerkwoord is de actie duidelijk!
 
  • De geit heeft gegeten.  
  • De koe zal niet lang meer leven.  
  • De hond wil rennen.  
  • De kat wordt gebeten.  

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken.
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 8 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

De politie heeft drugslabs ontmanteld.
heeft = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Guus gaat naar de stad.
gaat = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 12 - Drag question

Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen 
hadden

kunnen

meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 13 - Drag question

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou

willen

kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 14 - Drag question

Wat is het zelfstandige werkwoord?
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 15 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord?
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 16 - Open question

Wat is het zelfstandig werkwoord?
Op Koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.

Slide 17 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
Hij heeft een milkshake gemaakt.

Slide 18 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
Sanne wilde graag haar moeder helpen.

Slide 19 - Open question

Wat moet je maken?
PLOT26

Grammatica 1
- Les 4:  zelfstandig werkwoord
- Les 5: hulpwerkwoord

Succes!  

Slide 20 - Slide