3.1 Organismen in hun omgeving

1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 8 - Drag question


Een voorbeeld van een biotische factor is:  
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur

Slide 9 - Quiz


Een voorbeeld van een abiotische factor is:  
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom

Slide 10 - Quiz


Lees de afbeelding hiernaast. 
Wat zijn 2 abiotische factoren die in de tekst genoemd worden?
A
Waterplanten & water
B
Ondiepe vijver & reigers
C
Hoeveelheid zon & ondiepe vijver
D
Water & reigers

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide


Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied? 
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide



Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 19 - Quiz


Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.
A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten

Slide 20 - Quiz


Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 21 - Quiz


Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
Veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
B
Weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide


Dieren in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Plooikiezen horen bij:
A
Alles eters
B
Planteneters
C
Vleeseters

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide


Een haaksnavel is voor het eten van..
A
Planten
B
Zaden
C
Vlees
D
Insecten

Slide 31 - Quiz

Haaksnavel
Zeefsnavel
Pincetsnavel
Kegelsnavel
Sleep de afbeelding van de soort snavel en het soort voedsel naar het juiste hokje.

Slide 32 - Drag question

Slide 33 - Slide


Steltpoten hebben
A
Wad en weidevogels
B
Vogels die langs de stam lopen
C
Roogvogels
D
Watervogels

Slide 34 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
3.1 Organismen in
hun omgeving

Slide 35 - Mind map

Slide 36 - Slide

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Slide 38 - Slide