Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
Slide 1 - Quiz
Hoe noem je de onderdelen 2 en 4?
A
2 = bladgroenkorrels
4= huidmondje
B
2 = bladmoes
4= nerf
C
2 = opperhuid
4= bladgroenkorrels
Slide 2 - Quiz
Met welk nummer wordt het houtvat aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 3 - Quiz
Een voorbeeld van een biotische factor is:
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur
Slide 4 - Quiz
Een voorbeeld van een abiotische factor is:
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom
Slide 5 - Quiz
Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet
Slide 6 - Quiz
Welke onderdelen zitten er in een plantencel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
plantencel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern
Slide 7 - Drag question
Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.
A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten
Slide 8 - Quiz
Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren
zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren
met waslaag
Slide 9 - Quiz
Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
veel huidmondjes
om het vocht kwijt te raken
B
weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken
Slide 10 - Quiz
Dieren in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken
Slide 11 - Quiz
Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden
Slide 12 - Quiz
Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten
Slide 13 - Quiz
Steltpoten hebben
A
Wad en weidevogels
B
Vogels die langs de stam lopen
C
Roogvogels
D
Watervogels
Slide 14 - Quiz
De bloem (orgaan van een plant) is voor de ...
A
transport en stevigheid
B
Voedingsstoffen maken door fotosynthese
C
opnemen van water en mineralen
D
Voortplanting, zorgen voor vruchten en zaden
Slide 15 - Quiz
Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.
Slide 16 - Quiz
Houtvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen.
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren.
Slide 17 - Quiz
Welk soort snavel zie je op de afbeelding?
A
Haaksnavel
B
Zeefsnavel
C
Kegelsnavel
D
Pincentsnavel
Slide 18 - Quiz
Wat eet deze vogel met een kegelsnavel?
A
Insecten
B
Zaden
C
Vlees
D
Plantjes en diertjes uit het water
Slide 19 - Quiz
Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel
3= opperhuid
B
1= opperhuid
3= nerf of vaatbundel
Slide 20 - Quiz
Houtvaten vervoeren verschillende stoffen. Welke stoffen zijn dit en in welke richting worden deze stoffen vervoerd?
A
water en mineralen van bladeren naar wortels
B
water en mineralen van wortels naar bladeren
C
water, glucose en voedingsstoffen van bladeren naar wortels
D
water, glucose en voedingsstoffen van wortel naar bladeren
Slide 21 - Quiz
Bastvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren