Oefening 1. bij HST 3 - 3.1 en 3.2

Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren

Slide 1 - Quiz

Hoe noem je de onderdelen 2 en 4?
A
2 = bladgroenkorrels 4= huidmondje
B
2 = bladmoes 4= nerf
C
2 = opperhuid 4= bladgroenkorrels

Slide 2 - Quiz

Met welk nummer wordt het houtvat aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 3 - Quiz

Een voorbeeld van een biotische factor is:
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur

Slide 4 - Quiz

Een voorbeeld van een abiotische factor is:
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom

Slide 5 - Quiz

Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.

A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 6 - Quiz

Welke onderdelen zitten er in een plantencel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
plantencel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 7 - Drag question

Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.

A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten

Slide 8 - Quiz

Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 9 - Quiz

Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
B
weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Slide 10 - Quiz

Dieren in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken

Slide 11 - Quiz

Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden

Slide 12 - Quiz

Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten

Slide 13 - Quiz

Steltpoten hebben
A
Wad en weidevogels
B
Vogels die langs de stam lopen
C
Roogvogels
D
Watervogels

Slide 14 - Quiz

De bloem (orgaan van een plant) is voor de ...
A
transport en stevigheid
B
Voedingsstoffen maken door fotosynthese
C
opnemen van water en mineralen
D
Voortplanting, zorgen voor vruchten en zaden

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.

Slide 16 - Quiz

Houtvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen.
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren.

Slide 17 - Quiz

Welk soort snavel zie je op de afbeelding?
A
Haaksnavel
B
Zeefsnavel
C
Kegelsnavel
D
Pincentsnavel

Slide 18 - Quiz

Wat eet deze vogel met een kegelsnavel?
A
Insecten
B
Zaden
C
Vlees
D
Plantjes en diertjes uit het water

Slide 19 - Quiz

Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel 3= opperhuid
B
1= opperhuid 3= nerf of vaatbundel

Slide 20 - Quiz

Houtvaten vervoeren verschillende stoffen. Welke stoffen zijn dit en in welke richting worden deze stoffen vervoerd?
A
water en mineralen van bladeren naar wortels
B
water en mineralen van wortels naar bladeren
C
water, glucose en voedingsstoffen van bladeren naar wortels
D
water, glucose en voedingsstoffen van wortel naar bladeren

Slide 21 - Quiz

Bastvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren

Slide 22 - Quiz