Les 17

Deutsch
Donnerstag, den 7. November 2024

1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deutsch
Donnerstag, den 7. November 2024

Slide 1 - Slide

Die Planung für Heute
Hören
Grammatik
Selbständig arbeiten 
Bingo

Slide 2 - Slide

Grammatik Sätze
1. .......(hoe) lange braucht d....…. Erde für ihr….... Weg (M) um d….... Sonne.


2. Willst ....... (jij) mich d…. Chef (M) vorstellen.

3.Darf ich …..... (u) ein…... kurz....... Augenblick (M) sprechen.  








Slide 3 - Slide

Hören

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Grammatik 
Präpositionen

Slide 6 - Slide


  1. Staat er een voorzetsel in? Ja -> 3e of 4e naamval?

   Nee ->
  1. Heb ik te maken met onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp ?
  2. Is het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud?
  3. Gaat het om de Der-Gruppe of Ein-Gruppe? 
  4. Schema gebruiken en invullen maar!

Slide 7 - Slide

Het vragend voornaamwoord




Let op: Wie verschillende naamvallen afhankelijk van positie in de zin.

Slide 8 - Slide

Wechselpräpositionen
Bij deze voorzetsels moet je kiezen tussen de derde of de vierde naamval.
3e naamval wordt gebruikt in rust of toestand. 
Wo?  - Wo bist du?                 Ich bin in der Schule

4e naamval  wordt gebruikt bij een beweging of richting. 
Wohin?- Wohin gehst du?   Ich gehe in die Schule

Slide 9 - Slide

Wechselpräpositionen
3e naamval   stilstand 
Wo? 

4e naamval   beweging
Wohin?
an              =       aan
auf             =       op
hinter        =       achter
in                =       in
neben       =       naast
über          =        over 
unter         =        onder
vor              =        voor
zwischen  =        tussen

Slide 10 - Slide

7/2 Regel
Is er geen sprake van een duidelijke plaatsbepaling? Dus een waar of waarheen?
Dan gebruik je de 7/2 regel


auf 
über
an
hinter 
in
neben 
unter 
vor 
zwischen

4e naamval
3e naamval
Voorbeeld:
Ich warte auf den Bus (m)
Bij deze zin kun je niet vragen:
Waar wacht ik? of waarheen wacht ik?

Slide 11 - Slide

Üben

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Machen:
S.104-106 Aufg.56-60

Übungsaufgabe pers. vnw + naamvallen ( te vinden in teams > Periode 1 > Grammatik > Oefenopdrachten)

Slide 13 - Slide

Bingo

Slide 14 - Slide