2.7 Zinsontleding: Lijdend voorwerp

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.7 Zinsontleding - Lijdend voorwerp
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.7 Zinsontleding - Lijdend voorwerp
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 75


Huiswerk controle:
2.6 - opdracht 5

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen 
Aan het eind van deze les:
- weet je met welke vraag je het lijdend voorwerp kan vinden in een zin
- kun je het lijdend voorwerp vinden in een zin


Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 2.7
blz: 75 t/m 77
opdr: 6 t/m 10

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Een lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag:
A
Wat/Wie + wg + ond?
B
Wat/Wie + pv + ond?

Slide 7 - Quiz

Staat er in een zin altijd een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik eet elke dag een taartje.
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 2.7 opdracht 6 t/m 10, blz. 75 t/m 77

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 13 - Slide

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp:
De vraag die je kunt stellen om er achter te komen. Het antwoord is dan het lijdend voorwerp.
onderwerp

Slide 14 - Slide

Het lijdend voorwerp

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 15 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?

Welke opgaven moeten we maken?​

A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

De verliefde jongen kocht een roos.

A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 18 - Quiz

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 2.7 opdracht 6 t/m 10 maken op blz. 75 t/m 77

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 6. Zie volgende slide.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt opdracht 6 t/m 10 op blz. 75 t/m 77


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 21 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les? 
Heb je nog ergens vragen over?

Evaluatie leerdoelen: 
- weet je met welke vraag je het lijdend voorwerp kan vinden in een zin?
- kun je het lijdend voorwerp vinden in een zin?



Slide 22 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Dinsdag 7 november
2.7 opdracht 6 t/m 10

 
Toetsen:

Slide 23 - Slide