H3 par. 2 Het ancien régime

(T)Havo 2
H3. De tijd van pruiken en revoluties
par. 3.2 Het ancien régime
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

(T)Havo 2
H3. De tijd van pruiken en revoluties
par. 3.2 Het ancien régime

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
-Je kan uitleggen hoe sinds de middeleeuwen de standensamenleving in Frankrijk werkte.
-Je kan uitleggen waarom privileges bij de 1e en 2e stand voor onvrede zorgden bij de 3e stand
-Je kan uitleggen wat wordt bedoeld met het ancien régime
-Je kan uitleggen waarom Lodewijk XVI de standenvergadering bijeenroept

Slide 2 - Slide

Standensamenleving (middeleeuws)
  • Frankrijk een standenmaatschappij.  
  • Vanaf geboorte ben je dan al ingedeeld in groepen met eigen taken. 
  • De bevolking was verdeeld in 3 standen:  
  • 1e stand: geestelijkheid.  
  • 2e stand: adel.   
  • 3e stand: de rest van de bevolking (ongeveer 98%)

Slide 3 - Slide

Standensamenleving
  • Iedere stand had zijn eigen taak:
  • 1e stand: bidden. 
  • 2e stand: vechten en koningen helpen bij bestuur.
  • 3e stand: werken en voedsel verbouwen. 

Slide 4 - Slide

Binnen de derde stand
  • Grote verschillen in 3e stand
  • Tot deze stand behoorden: (in volgorde van belangrijkheid!) 
  • Rijke burgers (zonder titel) in de steden. (kooplieden, rechters, bankiers etc). Deze laag wordt ook wel de Bourgeoisie genoemd.  
  • Ambachtslieden en winkeliers 
  • De boeren op het platteland en arme arbeiders in de steden.  

Slide 5 - Slide

Voedingsbodem ontevredenheid
  • Onderste laag moest hard werken. (voor weinig)
  • Sommigen in 3e stand wel rijk, geen privileges (voorrechten)--> geen belangrijke taak kerk/bestuur/leger

Slide 6 - Slide

Voorrechten
Alleen de 1e en 2e stand hadden dus privileges:
  • Alleen edelen hoge banen in leger, bestuur of kerk 
  • Geen belasting, wel innen
  • De 1e en 2e stand  hadden hun eigen rechtbank. 

Slide 7 - Slide

Voorrechten
Plichten van de 3e stand:
  • Herendiensten (1 of 2 dagen)
  • Mensen uit de 3e stand moesten wèl belasting betalen
  • Mensen uit de 3e stand kregen zwaardere straffen voor een misdrijf dan de geestelijken of edelen. 

Slide 8 - Slide

Voorrechten
  • De 3e stand was dus de enige stand die belasting betaalde.
  • Het betalen van belastingen veroorzaakte grote problemen.
  • De belastingen op voedsel werden verhoogd. --> voedsel erg duur: probleem voor de armen! 
  • Ook al mislukte de oogst
  • Rijke burgers konden wel betalen maar wilden meer inspraak





Slide 9 - Slide

Eind 18e eeuw
  • Lodewijk XVI koning van Frankrijk.  
  • Absolute macht, net als opa XIV
  • Vanuit Versailles

Slide 10 - Slide

Een machtige vorst
  • Bij het besturen hulp van geestelijken en edelen. 
  • Later zouden we deze bestuursvorm het ancient régime noemen.  

Slide 11 - Slide

Grote problemen
  • Voorgangers Lodewijk XVI veel oorlogen --> kostte veel geld
  • Veel schulden --> veel hoge rentes 
  • Uitgaven koninklijk echtpaar --> Madam Tekort




Slide 12 - Slide

Een machtige vorst
  • Meer belasting haast niet mogelijk -->
  • wijziging in het belastingsysteem.  
  • Staten Generaal (steun van 3 standen nodig)

Slide 13 - Slide

Een machtige vorst
  • De koning bedacht de oplossing: de adel en geestelijkheid moesten ook belasting gaan betalen.  
  • Daarvoor had hij de Staten-Generaal nodig. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat doen? (3.2)
Groep A:
Meedoen met rest uitleg/ opdrachten maken/check met test jezelf/leerdoelen checken/ leerdoelen inleveren
Groep B:
Tekst lezen/opdrachten maken/ check met test jezelf/ leerdoelen checken/ leerdoelen inleveren
Groep C:
Tekst lezen/samenvatting maken/ check met test jezelf/ leerdoelen checken/ samenvatting en leerdoelen inleveren
Groep D:
Filmpjes kijken/vergelijken met leerstof/ samenvatting van filmpjes en leerstof/ check met test jezelf/ leerdoelen checken/ samenvatting
en leerdoelen inleveren

Klaar?
1: Oefen de onvoldoende leerdoelen met behulp van een andere letter (A, B, C, D)
2: Oefen de overige leerdoelen met behulp van een andere letter (A, B, C, D)  

Slide 16 - Slide