Grammatica woordsoorten

Welkom!
november 2020
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
november 2020

Slide 1 - Slide

Planning
- Opening
- Lezen
- Grammatica woordsoorten 
- Filmpje laaggeletterdheid

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

timer
1:00

Slide 5 - Slide

De / kleine / jongen / fietst / vandaag. 


De kleine jongen / fietst / vandaag

onderwerp
persoonsvorm
bijwoordelijke 
bepaling
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord
zelfstandig werkwoord
werkwoordelijke gezegde

Slide 6 - Slide

De / kleine / jongen / fietst / vandaag. 


De kleine jongen / fietst / vandaag

onderwerp
persoonsvorm
bijwoordelijke 
bepaling
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord
zelfstandig werkwoord
ZINSONTLEDING
WOORDBENOEMING

Slide 7 - Slide

Leerdoel grammatica woordsoorten:

Je kunt benoemen welke werkwoorden er in de zin zitten (hww, kww, zww). 
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
zelfstandig werkwoord

Slide 8 - Slide

Koppelwerkwoorden
Een koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. 


Hij is slim.

Hulpwerkwoorden
Een hulpwerkwoord is het 'hulpje' van het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord


Hij wil naar school fietsen.

Slide 9 - Slide

koppelwerkwoord
geen koppelwerkwoord
zijn
schijnen
worden
lijken
blijken
blijven
willen
proberen
zingen
kunnen
drinken

Slide 10 - Drag question

Schijnen? NG/WG?
Zijn broer scheen nogal slim.



De agent scheen met 
zijn zaklamp in mijn auto.




Slide 11 - Slide

Voorbeeld 
Anouk is politieagent van beroep. Tijdens haar politiedienst gaat zij naar de HEMA omdat daar iemand iets gestolen heeft. Zij neemt de verdachte mee naar het politiebureau. 

Na werktijd gaat ze nog even naar de HEMA 
om een cadeautje te kopen voor haar tante. 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld 
Anouk is politieagent van beroep. Tijdens haar politiedienst gaat zij naar de HEMA omdat daar iemand iets gestolen heeft. Zij neemt de verdachte mee naar het politiebureau. 

Na werktijd gaat ze nog even naar de HEMA 
om een cadeautje te kopen voor haar tante. 

klant
politieagent

Slide 13 - Slide

In deze zin is 'is' een koppelwerkwoord.
In deze zin is 'is' een hulpwerkwoord.
Mijn beste vriendin is heel teleurgesteld. 
Mijn oma is aan het videobellen.
De bezwete voetballer is heel moe van het rennen. 
De fanatieke basketballer is hard aan het rennen. 
Mijn zusje is heel aardig.

Slide 14 - Drag question

Waarom is dit antwoord fout?

Slide 15 - Open question

Wat ga je doen?
Maken: Vragenblad.

Klaar? Kijk de antwoorden zelf na. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video