Sommige mensen vinden sprookjes iets voor jonge kinderen: wat vind je daarvan?
Slide 7 - Slide
Een sprookje heeft een vaste opbouw.
Moraal: Wat je van een sprookje kunt leren.
Slide 8 - Slide
De moraal.
Daar is waar het in de meeste sprookjes om draait. Zeker de sprookjes van lang geleden. Deze werden vaak verteld rondom het haardvuur of aan kinderen vlak voor het slapen gaan. Aan de ene kant waren deze, natuurlijk grotendeels verzonnen verhalen, leuk om te vertellen. Maar ook om mensen en dan vooral kinderen te waarschuwen zich braaf te gedragen. In veel gevallen liep een sprookje namelijk gruwelijk af. De moraal was dan ook dat je je goed moest gedragen anders waren de gevolgen niet te overzien. Een wijze les voor volwassenen en kinderen.
Slide 9 - Slide
In de meeste gevallen gaat het in sprookjes om het verschil tussen goed en kwaad. De moraal in bijvoorbeeld het sprookje Roodkapje is dat je vooral goed moet luisteren naar je ouders en vooral niet iedereen moet vertrouwen. Dat is een moraal die ook tegenwoordig nog steeds levendig van toepassing is. Tegenwoordig word je dan wel niet opgegeten door een wolf, maar de moderne wolven liggen op de loer.
Een andere belangrijke moraal is dat je niet mag liegen. Neem bijvoorbeeld het sprookje Repelsteeltje. Daarin liegt de molenaar dat zijn dochter stro in goud kan laten veranderen. Hiervoor wordt zijn dochter gestraft door haar net zo lang in een torenkamertje op te sluiten totdat zij dit gedaan heeft. Als door een wonder redt Repelsteeltje haar en loopt het sprookje alsnog goed af.
Slide 10 - Slide
Moraal
Wie niet sterk is moet slim zijn.
Iets wat klein begint kan uitgroeien tot iets heel moois/bijzonders.
Vertrouwen. ( wees kritisch )
Samen sta je sterk.
Haastige spoed is zelden goed.
Wie het al te goed gaat, wil het nog beter. (tevreden zijn met wat je hebt)
Wees altijd eerlijk.
Slide 11 - Slide
Inleiding
Probleem
Gebeurtenissen
Afloop
Moraal
Slide 12 - Slide
Luister nog een keer naar het korte sprookje.
Wanneer je fase 1 hoort steek je 1 vinger op.
Bij fase 2 steek je 2 vingers op.
Enz.
Slide 13 - Slide
Vul het werkblad in.
Start met het invullen van de moraal van je sprookje.
Vul daarna de rest van het blad in.
Denk bij de hoofdpersonen en andere personen ook aan de figuren die typisch zijn voor sprookjes. (prinsessen, boze wolf, reuzen en kabouters e.d.
Je mag daarbij ook het woordweb invullen als jou dit helpt meer woorden voor je verhaal te bedenken.
Slide 14 - Slide
Vertel aan je schrijfmaatje je voorlopige ideeën voor je verhaal.
Geef jouw schrijfmaatje aanvullende suggesties:
Ik zou....
inleiding
probleem
gebeurtenissen
afloop
moraal
Slide 15 - Slide
Stap 1: Schrijf de eerste versie van je sprookje.
Stap 2: Lees je tekst over.
Stap 3: Wat wil je nog veranderen? Pas dit aan.
Stap 4: Let op hoofdletters, punten, vraagtekens en andere leestekens.
Stap 5: Laat je tekst aan je schrijfmaatje lezen
en vraag 2 tips en 2 tops.
Stap 6: Schrijf je tekst netjes over. Denk aan de kantlijn, lettergrootte, hoofdletters, leestekens, enz.