week 20 - muy en mucho D2A

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Opdrachten bespreken
  • repaso transporte + verbos
  • corregir los deberes
  • Muy y mucho
Lunes, 15 de mayo
La Mezquita de Córdoba
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Opdrachten bespreken
  • repaso transporte + verbos
  • corregir los deberes
  • Muy y mucho
Lunes, 15 de mayo
La Mezquita de Córdoba

Slide 1 - Slide

Noteer in je agenda
Maandag 22 mei
  • maak een mindmap (zie module pág. 35)
  • leren muy en mucho 
Plan 3 leermomenten in.

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...
  • Ken ik de namen van de vervoersmiddelen.
  • Weet je hoe je a, de, en gebruikt.
  • Weet je het verschil tussen muy en mucho.
LEERDOELEN

Slide 3 - Slide

A refrescar...
verbos y vocabulario

Slide 4 - Slide

Tarea 3.2 Preposiciones (voorzetsels)
en = in/op
          in combinatie met een vervoersmiddel betekent het                  "met"
          en coche = met de auto, en bici = met de fiets
a    = naar (richting) 
           voy a Madrid, voy al colegio
de  =  van/uit (afkomst)
           Vengo de Barcelona.
¡OJO!
te voet = a pie
LEERDOEL: voorzetsels
Módulo: pág.33 

Slide 5 - Slide

Estamos ……. la clase.
A
a
B
de
C
en

Slide 6 - Quiz

Vamos ….. Valencia.
A
a
B
de
C
en

Slide 7 - Quiz

Voy al colegio …. bici.
A
a
B
de
C
en

Slide 8 - Quiz

Vengo …. Madrid.
A
a
B
de
C
en

Slide 9 - Quiz

El libro está… la mesa.
A
a
B
de
C
en

Slide 10 - Quiz

Vamos a corregir
Lista de vocabulario: 3.1
LA: pág. 104 ej.1, 2
Module: pág. 34: el ejercicio A

Slide 11 - Slide

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
Módulo pág. 36, 37, 38

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas
vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas

Slide 14 - Slide

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

Slide 15 - Slide

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Slide 16 - Slide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................

Slide 17 - Slide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ..muy...... simpática.
2. Tengo ........muchos........ amigos.
3. En el parque hay .......mucha......... gente.
4. Mi padre tiene un coche .....muy......... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ..........muchas........ casas. 
6. Mi amigo es...muy.... trabajador. Siempre estudia ...mucho...

Slide 18 - Slide

A trabajar
Maken uit je LA: pág. 103, ej. 3, 4, 5
uit je LE: ej. 6.18
¿Listo? A practicar --> módulo pág. 39

Slide 19 - Slide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Módulo pág. 11

Slide 20 - Slide

¿Qué y cómo?
  • Grupos de 4 personas
  • min. 10 bezienswaardigheden moeten erin komen.
  • een stadswandeling --> gebiedende wijs
  • folder op papier 

Slide 21 - Slide