Infinitief (lopen)
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) (hij
loopt)Persoonsvorm verleden tijd (pvvt) (hij liep)
Voltooid deelwoord (hij heeft gelopen)
Onvoltooid deelwoord (hij ging lopend)
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (de lopende motor)
Gebiedende wijs (Loop naar je kamer!)