Opzoeken in het woordenboek (N-D)

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek
Let op! Alleen voor Van Dale woordenboeken!
intro
Ik heb een ander woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek
Let op! Alleen voor Van Dale woordenboeken!
intro
Ik heb een ander woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.

Slide 1 - Slide

Wat kun je zoeken in het woordenboek?

  1. zelfstandig naamwoord
  2. werkwoord
  3. overige woorden
Ik heb geen Van Dale woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.
uitleg

Slide 2 - Slide

1. Zelfstandig naamwoord
a) meervoud vinden
b) homoniem (zelfde woord, verschillende betekenissen)
uitleg
School: plek om te leren
Schule
School: groep vissen
Schwarm

Slide 3 - Slide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb groene ogen."

Ich habe grüne aussehen.


Wat gaat hier fout?
Ik heb gezocht op 'ogen'. Maar in het woordenboek vind ik alleen het enkelfout. Ik had dus 'oog' moeten zoeken. 

Maar wat heb ik dan gevonden? Ik heb het (nederlandse) werkwoord 'ogen' gevonden, wat 'er uitzien' betekent. En dat wordt vertaald met aussehen.

Hoe had ik dit kunnen weten? Een zelfstandig naamwoord begint altijd met een hoofdletter. En die staat er niet bij aussehen!
FALSCH!
uitleg

Slide 4 - Slide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb groene ogen."

-> oog (enkelvoud)
-> Auge o38 (das Auge)
-> -n
-> die Augen

"Ich habe grüne Augen"

uitleg

Slide 5 - Slide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb grote plannen."

-> plan (enkelvoud)
-> Plan m6 (der Plan)
-> -e + Umlaut
-> die Pläne

"Ich habe große Pläne"

uitleg
Waar moet die Umlaut?
Een Umlaut kan in het Duits alleen op een a / u / o / au (makkelijk onthouden: alle klinkers van het woord auto!).
Bij het maken van het meervoud zet je de Umlaut in de regel op de laatst mogelijke klinker:
Kanal -> Kanäle

Slide 6 - Slide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
  • Je krijgt 5 zinnen
  • 1 woord is onderstreept
  • Vertaal met je woordenboek het onderstreepte woord
uitleg
...niet valsspelen en internet gebruiken! Dan kan je het op het schoolexamen ook niet...!!

Slide 7 - Slide


1/5
In deze wijk staan grote huizen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: huis
enk: Haus o32 -> -er + Umlaut
mv: Häuser
Let op! Een Umlaut komt alleen op een a / o / u / au

Slide 8 - Open question


2/5
Ik heb leuke collega's.
uitleg/antwoord
Opzoeken: collega
enk: Kollege m15  -> 7x -n
mv: Kollegen
Let op! Er staat 7x -n, dat betekent dat dit woord in het enkelvoud óók een -n krijgt in de 3e of 4e naamval.

Slide 9 - Open question


3/5
De leraren op deze school zijn leuk!
uitleg/antwoord
Opzoeken: leraar
enk: Lehrer m9 -> onveranderd
mv: Lehrer
Let op! 'Onveranderd' betekent dus dat het enkelvoud hetzelfde is als het meervoud!

Slide 10 - Open question


4/5
Hans heeft veel vrienden.
uitleg/antwoord
Opzoeken: vriend
enk: Freund m5 -> -e
mv: Freunde

Slide 11 - Open question


5/5
Thomas heeft twee dochters.
uitleg/antwoord
Opzoeken: dochter
enk: Tochter v26 -> Umlaut
mv: Töchter

Slide 12 - Open question

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
Samenvatting:
  • Duits heeft meer soorten meervoud dan Nederlands
  • Duitse meervoud vaak niet hetzelfde als in het Nederlands
Opzoeken:
  • zoek het enkelvoud op
  • achter de vertaling staat het geslacht m/v/o
  • achter het geslacht staat een cijfer
  • het cijfer verwijst naar de meervoudsvorm (achterin)
uitleg

Slide 13 - Slide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
Homoniem = zelfde woord, verschillende betekenissen
  • genummerd, onder elkaar
  • NL betekenis staat tussen haakjes
  • Duitse vertaling daar achter
uitleg

Slide 14 - Slide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • genummerd, achter elkaar
  • NL betekenis staat tussen haakjes
  • Duitse vertaling daar achter
  • Let op! Er kunnen ook twee betekenissen bij hetzelfde nummertje staan!
uitleg

Slide 15 - Slide

Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • voorbeeldzinnetjes, vaak uitdrukkingen (schuin gedrukt)
  • Het ~ staat voor het opgezochte woord (hier: kat)
  • Duitse vertaling, vaak ook een hele zin, staat daar achter
uitleg

Slide 16 - Slide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • Je krijgt 5 zinnen
  • 1 woord is onderstreept
  • Vertaal met je woordenboek het onderstreepte woord / woorden
uitleg

Slide 17 - Slide


1/5
Heb je wel een kaartje voor de tram gekocht?
uitleg/antwoord
Opzoeken: kaartje
nr. 4 (voor bus, tram) Fahrschein

Slide 18 - Open question


2/5
Mijn bank zit heel lekker!
uitleg/antwoord
Opzoeken: bank
nr. 1 bank (meubelstuk) Couch
Let op! Sofa is ook correct.
Ook in het Duits kun je op een Bank zitten, maar dan is het een houten bankje.

Slide 19 - Open question


3/5
Zo, nu even een frisse neus halen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: neus
nr. 1 een frisse ~ halen  frische Luft schnappen
Let op! Hier kan je dus niet alleen 'neus' vertalen, want deze uitdrukking is in het Duits helemaal anders.

Slide 20 - Open question


4/5
Dit is zo makkelijk, een kind kan de was doen!
uitleg/antwoord
Opzoeken: kind
een ~ kan de was doen das ist kinderleicht
Let op! Je zoekt op het belangrijkste zelfst.nw. in de uitdrukking, hier 'kind'. Het woord 'was' hoef je nu niet meer op te zoeken, want de uitdrukking is niet letterlijk te vertalen, maar wordt in z'n geheel vertaald met 'das ist kinderleicht'

Slide 21 - Open question


5/5
Stelen is een strafbaar feit.
uitleg/antwoord
Opzoeken: feit
nr. 3 (jurstrafbaar ~  Straftat
Let op! de afkorting 'jur' betekent 'juridisch'. 
Een lijst van afkortingen vind je voorin je woordenboek

Slide 22 - Open question

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
Samenvatting:
  • Sommige woorden hebben meer betekenissen
  • Het Duits heeft soms voor elke betekenis een apart woord
Opzoeken:
  • verschillende betekenissen zijn meestal genummerd
  • uitdrukkingen staan apart beschreven
  • het ~ staat voor het woord dat je had opgezocht
  • in sommige uitdrukkingen kan je niet alleen één woord vertalen, maar moet je een hele nieuwe zin maken
uitleg

Slide 23 - Slide

2. Werkwoord
a) regelmatig
b) regelmatig - voltooide tijd
d) onregelmatig - voltooid deelwoord

uitleg

Slide 24 - Slide

"Ik hoop snel van je te horen."

Ich Hoffnung schnell von dir zu hören."
2a. Werkwoord - regelmatig
FALSCH!
Wat gaat hier fout?
Ik heb gezocht op 'hoop'. Maar in het woordenboek vind ik alleen de infinitief. Ik had dus 'hopen' moeten zoeken. 

Maar wat heb ik dan gevonden? Ik heb het (nederlandse) zelfstandig naamwoord 'hoop' gevonden, wat 'graag willen' betekent. En dat wordt vertaald met Hoffnung.

Hoe had ik dit kunnen weten? Een werkwoord begint nooit met een hoofdletter. En die staat er wél bij Hoffnung!

Slide 25 - Slide

tegenwoordige tijd:
"Ik hoop snel wat van je te horen."

-> hopen (infinitief)
-> hoffen
-> ich hoffe
2a. Werkwoord - regelmatig
Help! Uitgangen?
Regelmatige werkwoorden verbuig je door de stam te nemen (werkwoord min -en). Achter de stam:
ich            -e
du             -st 
er/sie/es   -t

wir            -en
ihr             -t
sie/Sie      -en

Slide 26 - Slide


1/5
Waar blijf je nou?
uitleg/antwoord
Opzoeken: blijven
bleiben 134
blieb -> bliebst (du)

Slide 27 - Open question


2/5
Wij rijden over de brug.
uitleg/antwoord
Opzoeken: rijden
fahren 153
fuhr -> fuhren (wir)

Slide 28 - Open question


3/5
Jana bewijst haar gelijk.
uitleg/antwoord
Opzoeken: bewijzen
beweisen 307
weisen -> wies -> bewies (sie, enk.)

Slide 29 - Open question


4/5
Zwem jij ook bij zwembad de Poel?
uitleg/antwoord
Opzoeken: zwemmen
schwimmen 257
schwamm -> schwammst (du)

Slide 30 - Open question

voltooide tijd:
"Zij heeft haar huiswerk gemaakt."

-> maken (infinitief)
-> machen
-> gemacht
2b. Werkwoord - regelmatig- voltooid deelwoord

Slide 31 - Slide

voltooide tijd:
"Hi heeft veel geld verdiend."

-> verdienen (hele werkwoord)
-> verdienen
-> verdient
2b. Werkwoord - regelmatig- voltooid deelwoord

Slide 32 - Slide


1/3
De hond heeft mij gered.

Slide 33 - Open question


Hij heeft in Andelst gewoond.

Slide 34 - Open question


Waar heb jij je gemeld?

Slide 35 - Open question


Wat heeft de leraar bedoeld?

Slide 36 - Open question

"De imam heeft mooi gesproken."

-> spreken (infinitief)
-> sprechen 274
-> laatste kolom (rechter
pagina!): gesprochen

Der Imam hat schön gesprochen




2c. Werkwoord - sterk - volt.dw.

Slide 37 - Slide

spreken
verspreken
bespreken
aanspreken
2c. Werkwoord - onregelmatig - volt.dw.
sprechen -> 274
versprechen -> 274
besprechen -> 274
ansprechen -> 274
gesprochen
versprochen
besprochen
angesprochen

Slide 38 - Slide


Thomas had de bal geworpen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: werpen
werfen 311
-> geworfen

Slide 39 - Open question


Heb jij dit geschreven?
uitleg/antwoord
Opzoeken: overschrijven
abschreiben 252
-> schreiben -> geschrieben ->  abgeschrieben

Slide 40 - Open question


We hebben lang paardgereden.
uitleg/antwoord
Opzoeken: paardrijden
reiten 221
-> geritten

Slide 41 - Open question

2c. Werkwoord - sterk - volt.dw.
Samenvatting:
  • Nederlandse sterke werkwoorden zijn meestal ook sterk in het Duits
Opzoeken:
  • hele werkwoord tegenwoordige tijd
  • cijfertje achter de vertaling -> opzoeken in woordenboek
  • laatste kolom, rechter pagina = voltooid deelwoord

Slide 42 - Slide

slotwoord

Slide 43 - Slide