Dinsdag 31 januari 2023

Dinsdag 31 januari 2023
08.30 - 09.20 uur 
Lezen in je leesboek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
woordenschat thema Vriendschap
12.40 - 13.30 uur 
Sport

10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Sport

10.30  - 11.20  uur  
Disk - zelfstandig werken
11.30 - 12.10 uur
grammatica - voegwoorden
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 31 januari 2023
08.30 - 09.20 uur 
Lezen in je leesboek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
woordenschat thema Vriendschap
12.40 - 13.30 uur 
Sport

10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Sport

10.30  - 11.20  uur  
Disk - zelfstandig werken
11.30 - 12.10 uur
grammatica - voegwoorden

Slide 1 - Slide

Lezen in je eigen boek

Slide 2 - Slide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 3 - Slide

het paard
  • een dier waar je op kunt rijden
  • een dier dat dingen kan trekken zoals een kar
  • meervoud: de paarden
  • ww: paardrijden
  • Zin: Het paard van mevrouw Chris staat op stal.
  • Zin: Op een boerderij zijn altijd veel dieren zoals koeien, paarden, schapen, poezen en kippen.

Slide 4 - Slide

doordat
  • de oorzaak wordt duidelijk
  • synoniem: daardoor / door die oorzaak / omdat
  • voegwoord, net als: want, omdat, als, en daarom 
  • Zin: Doordat het regende ging het feest niet door.
  • Zin: De auto slipte doordat de weg glad was door de sneeuw.

Slide 5 - Slide

erover
  • over wat je noemt of bedoelt
  • = bijwoord , net als: hieronder, daarmee, ermee
  • Zin: De bank is lelijk. Ik leg een kleed erover.
  • Zin: Het meisje heeft ruzie met haar vriend en daarom praat zij erover met haar vriendin.

Slide 6 - Slide

de fan
  • iemand die een beroemd persoon of groep heel goed vindt
  • supporter van sportclub of sporter
  • bewondert een filmster of artiest
  • meervoud: de fans
  • Zin: Hij is een groot fan van Liverpool maar zij is meer fan van DJ Armin van Buren.
  • Zin: De fans gillen en huilen zodra ze hun idool zien.

Slide 7 - Slide

onpersoonlijk
  • iets wat niet van jezelf is 
  • geen persoon zijn of geen karakter hebben
  • bijvoeglijk naamwoord, net als:  dik, klein, groen, mooi, zwaar
  • Zin: Het appartement is onpersoonlijk ingericht. Ik zie nergens foto's of persoonlijke spullen van de eigenaar.
  • Zin: Ik kreeg een onpersoonlijke mail van de gemeente. Er stond boven: Beste bewoner van deze wijk, 

Slide 8 - Slide

Waar zie je : erover
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Van wie ben jij fan?

Slide 10 - Mind map

Ik ga niet op vakantie doordat
A
ik mijn docent dan hoor zingen
B
ik geen geld heb
C
mijn oom op een stoel zit
D
mijn moeder een kopje thee drinkt

Slide 11 - Quiz

Geef een voorbeeld van wat jij onpersoonlijk vindt.

Slide 12 - Mind map

Zoek een foto van een paard dat rent.

Slide 13 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 14 - Slide

Een echte ............... weet alles van zijn of haar idool.

Slide 15 - Open question

Een ................ is een edel dier. Het heeft geen poten maar benen en geen kop maar een hoofd.

Slide 16 - Open question

Niemand weet hier mijn naam of weet waar ik vandaan kom. Ik vind het hier erg ..................

Slide 17 - Open question

Ik ben naar Nederland gevlucht .............. er oorlog in mijn land is.

Slide 18 - Open question

Als je verdriet of zorgen hebt, helpt het als je .............. praat.

Slide 19 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
het paard
doordat
erover
de fan
onpersoonlijk


Slide 20 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 21 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Vriensschap.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 22 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden die 2 zinnen 'aan elkaar voegen'. 

Slide 23 - Slide

Voegwoorden van tijd
Voegwoorden van tijd geven aan in welke volgorde (wat eerst, wat daarna).

Slide 24 - Slide

Voordat
Ik wil je graag even zien, voordat de les begint.
Voordat de les begint, wil ik je graag even zien.

Slide 25 - Slide

Terwijl
De klas gaat stil werken, terwijl ik de toets nakijk.
(het gebeurt op dezelfde tijd)

Slide 26 - Slide

Nadat
Ik ga naar bed, nadat ik mijn tanden heb gepoetst.

Slide 27 - Slide

Welk voegwoord hoort in de zin?
Ik ga naar mijn werk, ..... mijn man nog kan slapen.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 28 - Quiz

Welk voegwoord hoort in de zin?
Je moet eerst je handen schoonmaken, ........ je de klas in gaat.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 29 - Quiz

Welk voegwoord hoort in de zin?
Ik was de groenten, ........... zij het vlees bakt.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 30 - Quiz

Welk voegwoord hoort in de zin?
Ik doe het licht uit, ........... ik de deur op slot heb gedaan.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 31 - Quiz

Welk voegwoord hoort in de zin?
Ik doe mijn jas aan,...... ik naar buiten ga.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 32 - Quiz

Welk voegwoord hoort in de zin?
Ze droogt haar haar,....... ze een douche neemt.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 33 - Quiz

Opdracht
Maak in tweetallen zinnen.
Twee zinnen met 'terwijl'
Twee zinnen met 'nadat'
Twee zinnen met 'voordat'

Slide 34 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 35 - Slide

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 36 - Slide