Woordsoorten

Cursus 5 Woordsoorten
§ 1 Werkwoord
§ 3: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
§ 5 Bijvoeglijk naamwoord
§ 7 Voorzetsel 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Cursus 5 Woordsoorten
§ 1 Werkwoord
§ 3: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
§ 5 Bijvoeglijk naamwoord
§ 7 Voorzetsel 

Slide 1 - Slide

Welkom klas t1a: start met lezen!
Planning: 
Lezen
Doel
Instructie
Oefenen
Zelfstandig werken
Afsluiting 

timer
10:00

Slide 2 - Slide

lezen:
 lezen
Koning van Katoren 
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Planning

  • Startopdracht: 
  • Instructie Cursus 5 Woordsoorten
  • Oefenen
  • Zelfstandig werken 
  • Afsluiting: 



Doel
Je leert 
verschillende woordsoorten. 


Slide 4 - Slide

Instructie Cursus 5 vanaf  blz. 200 
§ 1 Werkwoord (ww)
§ 3 Lidwoord en zelfstandig naamwoord (blw/olw en zn)
§ 5 Bijvoeglijk naamwoord (bn)
§ 7 Voorzetsel (vz)

Slide 5 - Slide

Instructie  5 § 1 Werkwoord  blz. 200 
ww > zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomtonduidelijke betekenis ww: hebben, kunnen, moeten, mogen, zijn, worden, zijn en zullen. 
! Je kan ww vervoegen: ww-vormen, 
bijv. ik loop, hij loopt, wij lopen, ik/hij liep, wij liepen, wij hebben gelopen. 

Oefen voorbeeld: 
De artiesten hebben een luid applaus gekregen. 

Slide 6 - Slide

Instructie  5 § 3 Lidwoord en zelfstandig naamwoord blz. 204
lw: de, het een > hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord ! 
bepaald lidwoord (blw): de, het 
onbepaald lidwoord (olw): een 

zn: een mens, dier, plant, ding of gevoel 
> je kan er vaak de, het of een voor zetten: de vriend, het paard, de tulp, een liefde
> heeft meestal een enkelvoud of meervoud: vrienden, paarden, tulpen, liefdes
> kan vaak een verkleinwoord van maken:  vriendje, paardje, tulpje, liefje 
Oefen voorbeeld:
De artiesten hebben een luid applaus gekregen. 

Slide 7 - Slide

Instructie  5 § 5 Bijvoeglijk naamwoord blz. 208
bn: zegt iets over een zelfstandig naamwoord
> kan vóór of achter het zn staan: de rode trui / de trui is rood
> heeft vaak een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e): rood/rode 
> je kan het meestal 'trappen van vergelijking'gebruiken: spannend - spannender - spannendst. 
st.bn: zegt van welke stof iets gemaakt is. 
> heeft maar 1 vorm: koperen pan, zilveren armband, plastic zak. 
> staat altijd vóór het zn ! 

Oefen voorbeeld:
De artiesten hebben een luid applaus gekregen. 

Slide 8 - Slide

Instructie  5 § 7 Voorzetsel blz. 212
vz: de zogenaamde kooi/kast woordjes
> geven een plaats, tijd, oorzaak aan. 
> kan je voor een lw en zn zetten: naast de kast, door de kooi 
> soms achter een zn: ik rende het huis uit, ik loop de klas in

Sommige ww hebben een vz wat je niet kan vervangen: het is een vast voorzetsel. 
> houden van / besteden aan / kleden uit / enz. 

Oefen voorbeeld:
De artiesten hebben een luid applaus gekregen in het theater. 

Slide 9 - Slide

Oefenen: woordsoorten 
We oefen samen met opdracht 4 van blz. 213
blw: 
olw: 
zn:
bn:
ww:
vz:

Slide 10 - Slide

Opdracht maken (nu zelf)
opdracht 2 blz. 200
opdracht 2 blz. 204
opdracht 3 blz. 208
opdracht 1 blz. 212
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Afsluiting
werk in je Word.document 
aan Koning van Katoren:

schrijf op: 
de hoofdpersoon, 
de plaatsen
en andere personen
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Doelen deze les
Opfrissen kennis van de woordsoorten! 
  
Volgende les
oefenen woordsoorten
Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Huiswerk donderdag 18/4:
opdracht 2 blz. 200
opdracht 2 blz. 204
opdracht 3 blz. 208
opdracht 1 blz. 212



Slide 13 - Slide

Herh.Cursus 5 Woordsoorten
§ 1 Werkwoord
§ 3: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
§ 5 Bijvoeglijk naamwoord
§ 7 Voorzetsel 
donderdag 18 april

Slide 14 - Slide

Welkom klas t1a: start met lezen!
Planning:
Lezen
Oefenen woordsoorten
Zelfstandig werken
Afsluiting 
 

timer
10:00

Slide 15 - Slide

lezen:
 lezen
Koning van Katoren 
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Bespreken huiswerk 
opdracht 2 blz. 200
opdracht 2 blz. 204
opdracht 3 blz. 208
opdracht 1 blz. 212

Slide 17 - Slide

Oefenen: woordsoorten 
We oefen samen met opdracht 5 van blz. 209. 
Schrijf mee in je schrift: 

Te koop: 


                                                                               hw: vraag 3 + plaatje erbij! 

Slide 18 - Slide

Opdracht maken (nu zelf)
opdracht 3 blz. 200
opdracht 4 blz. 205
opdracht 2 blz. 208
opdracht 3 blz. 213
opdracht 5 vraag 3 blz. 209 + zet er plaatje erbij!
timer
15:00

Slide 19 - Slide

Afsluiting
werk in je Word.document 
aan Koning van Katoren:

schrijf op: 
de hoofdpersoon, 
de plaatsen
en andere personen
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Doelen deze les
Opfrissen kennis van de woordsoorten! 
  
Volgende les
Instructie zinsdelen

Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Huiswerk dinsdag 23/4:
opdracht 5 vraag 3 blz. 209 + zet er plaatje erbij!



Slide 21 - Slide