This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Weekplenda
Week 12
Week 13
Week 14
Week 15/16
SO H4
§1 t/m §3
H4 §4
H4 §5
Rep H4
§1 t/m §5
Slide 1 - Slide
De aarde bestaat uit 3 delen. Welke?
A
Kern, magma en Aardkorst
B
Magma, mantel en kern.
C
Mantel, aardkorst en bergen.
D
Kern, mantel en aardkorst.
Slide 2 - Quiz
Geef de betekenis van het begrip subductie.
Slide 3 - Open question
De beweging van aardplaten gaat niet geleidelijk. De spanning in de aardkorst wordt opgebouwd en als die spanning zich ontlaadt, komt er ineens veel energie vrij. Door die plotseling vrijgekomen energie ontstaan:
A
orkanen
B
tsunami's
C
aardbevingen
D
sashimi
Slide 4 - Quiz
Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. In Japan komen 2 soorten
natuurrampen voor.
2. Hoe dieper je in de aarde komt, hoe
koeler het word.
3. Een ander woord voor een aardplaat
is een schol.
4. Een oceanische plaat is altijd
zwaarder dan een continetale plaat.
Beoordeel de stellingen.
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
1
2
3
4
Slide 5 - Drag question
Een aardbeving in de bodem van de zee noemen we een:
Slide 6 - Open question
Waardoor kunnen de aardplaten bewegen?
A
Ze drijven op de buitenkern.
B
Door de convectiestromen in de mantel.
C
Door de botsende platen en diens gevolgen.
D
Door subductie.
Slide 7 - Quiz
Wat is een divergente beweging in de aardkorst?
A
Platen bewegen naar elkaar.
B
Platen bewegen uit elkaar.
C
Platen bewegen langs elkaar.
D
Platen bewegen over elkaar.
Slide 8 - Quiz
Welke twee soorten platen botsen er in Japan?
A
Twee aardplaten.
B
Een aardplaat en een continentale plaat.
C
Twee continentale platen.
D
Een oceanische tegen een continentale plaat.
Slide 9 - Quiz
Waar komen meestal zware aardbevingen voor? Kies de juiste antwoord A: Bij breuken waar platen uit elkaar schuiven. B: Bij breuken waar platen langs elkaar schuiven. C: Bij breuken waar platen botsen.
A
Bij A en C.
B
Bij B en C.
C
Bij A en B.
D
Bij A, B en C.
Slide 10 - Quiz
Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Vulkanen en aardbevingen komen
voornamelijk voor bij plaatranden.
2. Platen kunnen op vier manieren ten
opzichte van elkaar bewegen.
3. Rond de Grote Oceaan komen veel
vulkanen en aardbevingen voor.
4. Exogene krachten werken van
binnenuit op de aardkorst in.
Beoordeel de stellingen.
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
1
2
3
4
Slide 11 - Drag question
Sleep de woorden op de juiste plek in de tekening.
zware aardbevingen
mid-oceanische rug
vulkaan
Slide 12 - Drag question
Waar ligt het hypocentrum in de figuur?
A
Bij A.
B
Bij B.
C
Bij de linker pijl.
D
Bij de rechter pijl.
Slide 13 - Quiz
Sleep de woorden naar het juist gekleurde vak:
endogene krachten
exogene krachten
neerslag
aardbeving
lawine
vulkaanuitbarsting
gebergtevorming
orkaan
Slide 14 - Drag question
Sleep de omschrijvingen naar de juiste plek in de afbeelding
afnemende snelheid, hogere golf
onderzeese aardbeving (zeebeving)
golven, zeer hoge snelheid, tot 800 km/uur
Slide 15 - Drag question
Noem het begrip dat het beste past bij deze beschrijving: Heet, vloeibaar gesteente dat binnen in de aarde zit.
Slide 16 - Open question
Wat is het verband tussen reliëf en bevolkingsdichtheid in Japan?
Slide 17 - Open question
Waarom is een tsunami op volle zee niet zo gevaarlijk?
Slide 18 - Open question
Waarom is de kans op een natuurramp in Japan zo groot?
Slide 19 - Open question
Wat is de hoofdstad van Japan?
A
Hiroshima
B
Nagasaki
C
Bejing
D
Tokyo
Slide 20 - Quiz
Benoem de juiste onderdelen van deze vulkaan (wat zijn 1, 2 en 3?)