do 9 juni 2022

Corriger ex. 30d chapitre 6
1. prenons
2. prends
3. prennent
4. comprend

Corriger ex. 31a chapitre 6
1. Elle prend une photo.
2. Il prend une douche.
3. Ils prennent le douche.
4. Elle prend un café.
5. Il prend le menu du jour.
6. Elle prend le petit-déjeuner.

Klaar met nakijken? Maak op blz 131 ex. 10a // blz 132 ex. 11ab

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Corriger ex. 30d chapitre 6
1. prenons
2. prends
3. prennent
4. comprend

Corriger ex. 31a chapitre 6
1. Elle prend une photo.
2. Il prend une douche.
3. Ils prennent le douche.
4. Elle prend un café.
5. Il prend le menu du jour.
6. Elle prend le petit-déjeuner.

Klaar met nakijken? Maak op blz 131 ex. 10a // blz 132 ex. 11ab

Slide 1 - Slide

2 goed, 1 fout
  • Je ziet 3 stellingen
  • 2 zijn goed, 1 is fout
  • overleg met je buurman welke goed/fout is + uitleg
  • Duo wordt aangewezen voor uitleg 

Slide 2 - Slide

1.
  1. C'est --> ce n'est pas.
  2. J'aime les médicaments. --> Je ne aime pas les médicaments.
  3.  Il y a --> il n'y a pas.

2 goed, 1 fout

Slide 3 - Slide

1. uitleg
  1. C'est --> ce n'est pas.
  2. J'aime les médicaments. --> Je ne aime pas les médicaments.
  3.  Il y a --> il n'y a pas.


Slide 4 - Slide

2.
  1. Comment tu t'appelles? = goede vraagzin
  2. Est-ce que comment tu t'appelles? = goede vraagzin
  3. Comment est-ce que tu t'appelles? = goede vraagzin

2 goed, 1 fout

Slide 5 - Slide

2. uitleg
  1. Comment tu t'appelles? = goede vraagzin
  2. Est-ce que comment tu t'appelles? = goede vraagzin
  3. Comment est-ce que tu t'appelles? = goede vraagzin

woordvolgorde met est-ce que = vraagwoord + est-ce que + gewone zin --> Comment est-ce que tu t'appelles?

Slide 6 - Slide

3.
  1. hoeveel = combien
  2. wie = qui
  3. waar = ou

2 goed, 1 fout

Slide 7 - Slide

3. uitleg
  1. hoeveel = combien
  2. wie = qui
  3. waar = ou

Waar = où

Slide 8 - Slide

4.
  1. Je n'ai plus d'énergie = Ik heb geen energie meer.
  2. Nous avons rien fait. = Wij hebben niets gedaan.
  3. Elles ne sont jamais malade. = Zij zijn nooit ziek.

2 goed, 1 fout

Slide 9 - Slide

4. uitleg
  1. Je n'ai plus d'énergie = Ik heb geen energie meer.
  2. Nous avons rien fait. = Wij hebben niets gedaan.
  3. Elles ne sont jamais malade. = Zij zijn nooit ziek.

"ne" ontbreekt
Nous n'avons rien fait = goede zin

Slide 10 - Slide

Au travail
  • In duo's maak je een oefentoets voor je klasgenoten
  • Je krijgt hier een blaadje voor
  • Schrijf duidelijk, laat een paar regels voor het antwoord over
  • Je mag je boek gebruiken om dingen op te zoeken

Slide 11 - Slide

Inhoud oefentoets: (mag ook meer)
  • 2x vraag over voca ABEF Fr - NL chapitre 5
  • 2x vraag over voca ABEF NL-Fr chapitre 5
  • 1x vraag over phrases-clés F-N / N-F chapitre 5
  • 1x  vraag over gr D (ontkenning) chapitre 5
  • 1x vraag over gr H (vraag stellen/vraagwoorden) chapitre 5
  • 1x vraag over gr D (vraagwoord quel) chapitre 6
  • 2x vraag over gr H (ww prendre) chapitre 6
timer
15:00

Slide 12 - Slide

  • In groepjes van 4 krijg je nu een oefentoets
  • Maak de oefentoets met elkaar
  • Mag ook ieder voor zich
  • Schrijf op de toets hoeveel je denkt dat jullie er goed hebben
  • De toets wordt morgen door een ander groepje nagekeken 
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Schrijf je vragen over de toetsstof op.
Morgen laatste kans om vragen te stellen!
Inhoud toets:
  • Chapitre 5 voca ABEF
  • Chapitre 5 phrases-clés CG
  • Chapitre 5 grammaire D (ontkenning) & H (vraag stellen & vraagwoord)
  • Chapitre 6 grammaire D (vraagwoord quel) & H (prendre)
Leer alles F-N & N-F

Slide 14 - Slide