38. De- en het-woorden + verwijzen met deze, die, dat of dat

Doel 1: Ik kan bepalen of een zelfstandig naamwoord de of het krijgt.






Instructievideo  
216
234
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel 1: Ik kan bepalen of een zelfstandig naamwoord de of het krijgt.






Instructievideo  
216
234

Slide 1 - Slide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.


  • Woorden met het lidwoord 'het  zijn altijd onzijdig (o).
  • Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).






  • Als je wilt weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kun je in een woordenboek of woordenlijst opzoeken of een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is.

Slide 2 - Slide

(Noteer je antwoord in je schrift).
Terwijl ..…. inwoners van Schiedam rustig lagen te slapen, ontstond er midden in het dorp plotseling een krater van 25 meter diep.

A
de
B
het

Slide 3 - Quiz

..… gat is veertig meter lang en dertig meter breed. Wonder boven wonder is er niemand gewond geraakt.
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Maar hoe moet je nu verwijzen?
Doel 2:     Ik kan op de juiste manier verwijzen met deze, die, dit en dat.





Instructievideo

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je het, dit en dat?
  • Gebruik bij een het-woord:      dit en dat

  • het museum:                               dit museum / dat museum.

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de, deze en die?
  • Gebruik bij een de-woord:    deze en die

  • de beker:                                     deze beker / die beker.

Slide 7 - Slide

Uitleg
Maar hoe moet je nu verwijzen? Hier is een gemakkelijk ezelsbruggetje voor:

de-woorden => die, deze
het-woorden (+ verkleinwoorden) => dit, dat
voor woorden in het meervoud => de, deze, die

Je ziet dat de verwijswoorden naar de-woorden, eindigen op een -e.
Je ziet dat de verwijswoorden naar het-woorden, eindigen op een -t. 

Slide 8 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg sympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:

Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:

Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in:

Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 13 - Quiz

Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.

Verbeter de fout in bovenstaande zin.

Slide 14 - Open question

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 15 - Quiz

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 16 - Quiz

Rob kocht een nieuwe kano, ........ hij op internet had gezien.

Welk verwijswoord komt op de ....?
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 17 - Quiz

Is het doel bereikt?
                      Opdracht 1 - 2 - 3 - 4 - 5   
                      
                      Opdracht 1 t/m 4. 
                      
                      
26 - 28
24 - 26

Slide 18 - Slide