Les 2 online
WELKOM
Les 2
28-08-2024
Katarina Hrnjez
katarinahrnjez@gmail.com
0643477708
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 4
This lesson contains 32 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 180 minItems in this lesson
WELKOM
Les 2
28-08-2024
Katarina Hrnjez
katarinahrnjez@gmail.com
0643477708
Slide 1 - Slide
Vragen over het vorige huiswerk?
katarinahrnjez@gmail.com
0643477708
Slide 2 - Slide
Herhaling
Hoe gaat het? slecht/niet zo goed/het gaat wel/goed/ heel goed
Wie ben jij? Ik ben ...
Hoe heet jij? Ik heet ...
Wat is jouw achternaam? Mijn achternaam is ''Hrnjez''.
Hoe spel je dat? H-R-N-J-E-Z
Waar woon jij? Ik woon in ...
Waar kom jij vandaan? Ik kom uit ...
Hoe lang ben jij al in Nederland? Ik ben al ... weken/maanden/jaar in NL.
Leuk je te ontmoeten! Vind ik ook!
Tot ziens! Tot later/straks!
Slide 3 - Slide
Cijfers
Wat weten jullie nog? Een beetje wiskunde...
10 x 5 = ... 12 x 4 = ...
7 x 5 = ... 14 x 5 = ...
4 x 4 = ... 8 x 4 = ...
11 x 5 = ... 13 x 5 = ...
7 x 4 = ... 6 x 9 = ...
10 x 4 = ... 8 x 5 = ...
2 x 5 = ... 12 x 5 = ...
3 x 5 = ... 9 x 3 = ...
Slide 4 - Slide
Spellen + hoeveel kost ?
Neem een object. Zoek het woord in het Nederlands.
- Wat is dat? Dit is de / het …
- Hoe spel je dat? …
- Hoeveel kost de / het … ? De pen kost … euro ( en … cent)
Slide 5 - Slide
Les 2: tekst lezen + oefening 1
Monique: Hallo, ik ben Monique. Prettig kennis met je te maken.
Maria: Monique? Dat klinkt Frans, kom je uit Frankrijk?
Monique: Ja, dat klopt. Ik ben Française. Waar kom jij vandaan?
Maria: Ik kom uit Spanje.
Maria: Wil jij wat drinken? Chocolademelk of thee?
Monique: Ik wil graag thee.
Maria: Alsjeblieft. Wil je suiker of melk?
Monique: Nee, dank je wel, geen suiker. Wel een beetje melk, graag.
Maria: Waar woon jij nu? In Amsterdam?
Monique: Nee, ik woon niet in Amsterdam, ik woon in Huizen. En jij?
Maria: Ik woon in Amstelveen.
Maria: Heb je zin om een keer mee naar de stad te gaan?
Monique: Dat lijkt me gezellig! Maar dit weekend kan ik niet.
Maria: Waarom niet?
Monique: Ik ga een weekend met de trein naar Limburg!
Maria: Oh wat jammer, misschien volgende week!
Slide 6 - Slide
Oefening 2
We oefenen spreken.
We gaan in break-outrooms oefenen.
Probeer ook antwoord te geven zonder boek!
Slide 7 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Blz. 25
Slide 8 - Slide
Hebben
ik heb
jij hebt heb jij een broer?
u hebt / heeft
hij / zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben
Slide 9 - Slide
Zijn
ik ben
jij bent ben jij getrouwd?
u bent
hij / zij is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Slide 10 - Slide
Uit welk land kom jij?
Waar kom jij vandaan?
Ik kom uit ...
Slide 11 - Slide
Luister naar de docent.
Hoor je hetzelfde (=the same) of iets verschillend (=different)?
Ik spreek drie talen.
Welke talen spreek jij?
Ik spreek een beetje Nederlands, Engels, Portugees, Spaans, Frans, Indonesisch, Filippijns, Turks, Tsjechisch, Thais en Cantonees.
Slide 12 - Slide
Waar woon jij?
Slide 13 - Slide
Heb jij broers of zussen?
Ja, ik heb 1 broer.
Ja, ik heb 2 broers.
Ja, ik heb 1 zus.
Ja, ik heb 2 zussen.
Ja, ik heb 1 broer en 1 zus.
Nee, ik heb geen broers of zussen.
Ik ben enig kind.
Slide 14 - Slide
Ben jij getrouwd?
Slide 15 - Slide
Ben jij getrouwd?
Alleenstaand Samenwonend Gescheiden
Slide 16 - Slide
Heb jij kinderen?
Ja, ik heb kinderen.
Ik heb een jongen en een meisje.
2 jongens 2 meisjes
Ik heb een zoon en een dochter.
2 zonen / 2 dochters
Nee, ik heb geen kinderen.
Slide 17 - Slide
Heb jij kinderen?
Ja, ik heb kinderen.
Ik heb een jongen en een meisje.
2 jongens 2 meisjes
Ik heb een zoon en een dochter.
2 zonen / 2 dochters
Nee, ik heb geen kinderen.
Ik heb één kind.
Ik heb twee kinderen
drie
vier
Slide 18 - Slide
Werkwoorden
Slide 19 - Mind map
Werkwoorden vervoegen
werken
Ik
Jij
Hij / Zij
Wij werken
Jullie werken
Zij werken
Slide 20 - Slide
Werkwoorden vervoegen
werken
-en
Ik werk
+t
Jij werkt
Hij / Zij werkt
Slide 21 - Slide
Hij / zij / u+ t
Hoe heet hij / zij ? Zij heet ...
Waar komt hij / zij vandaan? Zij komt uit ...
Hoeveel talen spreekt hij / zij ? Zij spreekt ...
Welke talen spreekt hij / zij ? Zij spreekt ...
Hoe oud is hij / zij ? Zij is ...
Waar woont hij / zij ? Zij woont in...
Heeft hij / zij broers of zussen? Zij heeft ...
Is hij / zij getrouwd ? Zij is ...
Heeft hij / zij kinderen? Zij heeft ...
Slide 22 - Slide
Werkwoorden vervoegen
Slide 23 - Slide
Werkwoorden vervoegen
Slide 24 - Slide
Werkwoorden vervoegen
Bladzijde 26
Oefening 5
Klaar?
Oefening 6.
Stuur de zinnen via Whatsapp naar de docent.
Slide 25 - Slide
Werkwoorden vervoegen
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Lettermix
Slide 28 - Slide
Lettermix
Slide 29 - Slide
De familie
- Heb jij een grote of een kleine familie?
- Hoe heten je ouders?
- Heb je broers of zussen? Hoe heten ze? Hoe oud zijn ze?
- Leven je grootouders nog? Hoe heten ze? Waar wonen ze?
- Hoeveel ooms en tantes heb je?
- Hoeveel neven en nichten heb je?
- Heb je een schoonfamilie?
- Heb je stiefouders?
Slide 30 - Slide
Vragen in de les
Bladzijde 28.
Slide 31 - Slide
Huiswerk
- Boek, Les 2, opdracht 6 zinnen maken + stuur via Whatsapp
- Boek, Les 2 huiswerk
- E-learning, Les 2
- Vertaal de woorden uit les 2
- Maak een stamboom
