Tijd en Plaats: De Bepalingen in Zinnen

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6-8

Tijd en Plaats: De Bepalingen in Zinnen

Leerdoel

Aan het einde van de les kunnen jullie de bepalingen van tijd en plaats in zinnen vinden en gebruiken.

Wat weet je al over bepaling van tijd en plaats?

Wat zijn bepalingen van tijd en plaats?

Bepalingen van tijd en plaats geven aan wanneer en waar iets gebeurt in een zin.

Voorbeeld: 

Pak je wisbordje erbij

Er komen een aantal opdrachten. Schrijf steeds de bepaling van tijd en/of de bepaling van plaats op.

Oefening 1

De trein vertrekt om 9 uur vanaf het station.

Oefening 2

Op zaterdag gaan we naar de markt.

Oefening 3

Morgen hebben we een toets in de klas.

Oefening 4

De kat ligt onder de tafel te slapen.

Oefening 5

Volgende week gaan we op schoolreisje naar de dierentuin.

Zelfstandige Opdracht

Schrijf een verhaal van minimaal 100 woorden waarin je minstens vijf bepalingen van tijd en plaats gebruikt.

Controleren van Zelfstandige Opdracht

Geef je tekst aan een buurman of buurvrouw en onderstreep alle bepaling van tijd ROOD en alle bepalingen van plaats BLAUW. Dit kan ook met een rondje en een streepje.

Hoe vind ik de bepalingen?

Ik begrijp nu wat ik fout deed bij bepalingen van tijd en plaats

1. Ja
2. Nee

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.