This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Grammar Review
Present simple vs present continuous
Slide 1 - Slide
Welke zin staat in de present simple?
A
He always wears a hat.
B
We are walking to school at the moment.
Slide 2 - Quiz
De andere zin staat in een andere werkwoordstijd:
de present continuous.
'We are walking to school at the moment.'
Slide 3 - Slide
Present continuous?
Als deze werkwoordstijd ver weg in je geheugen zit, kan je het filmpje op de volgende slide bekijken.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Je vormt dus de present continuous door
onderwerp + to be + werkwoord + ING
Slide 6 - Slide
Maar! Er zijn drie uitzonderingen op deze regel.
Slide 7 - Slide
Werkwoorden die eindigen op een -e zoals to make:
A
Je neemt je werkwoord (zonder to) en voegt -ING toe:
I am makeing
B
Je laat de -e wegvallen:
I am making
Slide 8 - Quiz
Werkwoorden die eindigen op een -y zoals to lie:
A
Je neemt je werkwoord (zonder -to)
en voegt -ING toe:
You are lieing
B
Je vervangt de -ie door -y:
You are lying
Slide 9 - Quiz
Werkwoorden die eindigen op een medeklinker - klinker - medeklinker en die laatste lettergreep is benadrukt zoals to stop:
A
Je neemt je werkwoord (zonder to) en voegt -ING toe:
He is stoping
B
Je verdubbelt de laatste medeklinker:
He is stopping.
Slide 10 - Quiz
Lees de tekst op de volgende slide. Sleep de signaalwoorden onderaan naar de juiste tijd bovenaan.
Slide 11 - Slide
Tekst
Signaalwoorden die bij de present simple horen
Signaalwoorden die bij de present continuous horen
every week
always
never
now
Slide 12 - Drag question
Wanneer gebruik je de present simple? (Meerdere opties mogelijk)
A
Gewoonte/routine
B
Om over het verleden te praten
C
Waarheid/feit
D
Een actie die nu plaatsvindt
Slide 13 - Quiz
Wanneer gebruik je de present continuous?
A
om te praten over het verleden
B
Handelingen die nu plaatsvinden
C
Gewoonte/routines
D
waarheid/feit
Slide 14 - Quiz
Maakte je fouten in de vorige vragen? Bekijk dan het instructiefilmpje op de volgende slide.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
In the next slide you will find a video. Watch this video and after watching you should be able to link the names of the teens to their opinions.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Drag question
Do you agree (eens) or disagree (oneens)?
A
Agree
B
Disagree
Slide 20 - Quiz
Do you agree or disagree?
A
Agree
B
Disagree
Slide 21 - Quiz
Do you agree or disagree?
A
Agree
B
Disagree
Slide 22 - Quiz
Which tense was used in the opinions?
A
present simple
B
present continuous
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Click on the picture to read about the teens and their shopping habits. Write down the 7 time indicators that refer to a routine. I'll give you the first one: 'Usually'.
Slide 25 - Open question
How do we call these words 'usually, sometimes, always, often ...'
Slide 26 - Open question
Waar staan de 'adverbs of frequency' in een zin?
A
voor het hoofdwerkwoord
'I often wear a sweater.'
B
achter het hoofdwerkwoord
'I wear often a sweater.'
Slide 27 - Quiz
Geldt deze regel ook voor het werkwoord 'to be'?
A
Ja.
'I always am late.'
B
Nee, dan staat het bijwoord erachter.
'I am always late.'
Slide 28 - Quiz
Choose the correct form of the verbs in the next slides.
Slide 29 - Slide
I (go/am going) to my favourite clothes shop every Wednesday afternoon.
A
go
B
am going
Slide 30 - Quiz
I go to my favourite clothes shop every Wednesday afternoon.
-->Why is 'go' the correct answer?
A
present simple: routine
B
present continuous: Action going on now
Slide 31 - Quiz
I (always wear/ 'm always wearing) what celebrities wear.
A
always wear
B
'm always wearing
Slide 32 - Quiz
I always wear what celebrities wear.
-->Why is 'always wear' the correct answer?
A
present simple: routine
B
present continuous: Action going on now
Slide 33 - Quiz
Look! She (buys/ is buying) my favourite T-shirt.
A
buys
B
is buying
Slide 34 - Quiz
Look! She is buying my favourite T-shirt.
-->Why is 'is buying' the correct answer?
A
present simple: routine
B
present continuous: Action going on now
Slide 35 - Quiz
Vul in: Present simple / continuous: My dad ... (work) at the moment.
Slide 36 - Open question
Vul in: present simple / continuous Water ... (boil) at 100 degrees.
Slide 37 - Open question
Vul in: Present simple / continuous: My dad ... (not work) at H&M.
Slide 38 - Open question
Vul in: Present simple / continuous He ... (tie = binden) his shoelace right now.
Slide 39 - Open question
Vul in: Present simple / continuous He always ... (brush) his teeth twice a day.
Vul in: Present simple / continuous: The plane ... (leave) as we speak.
Slide 42 - Open question
Write a sentence in the present simple.
Slide 43 - Open question
Write a sentence in the present continuous.
Slide 44 - Open question
www.bookwidgets.com
Slide 45 - Link
Kan je de present simple en de present continuous vormen en weet je wanneer je welke tijd moet gebruiken?
A
Ja, ik snap het!
B
Nee, ik begrijp niet wanneer ik welke tijd moet gebruiken.
C
Nee, ik weet niet hoe ik de present continuous vorm.
D
Nee, ik weet niet hoe ik de present simple vorm.
Slide 46 - Quiz
Vond je het fijn om met Lesson Up te werken?
A
Ja, ik wil dit graag nog eens doen!
B
Nee, geef mij maar een 'gewone' les.
Slide 47 - Quiz
CHALLENGE! Find a song (maybe your favourite song?) in which the present simple is used. Copy at least 4 sentences of the lyrics in the present simple.
Slide 48 - Open question
CHALLENGE! Find a song (maybe your favourite song?) in which the present continuous is used. Copy at least 4 sentences of the lyrics in the present continuous.