Grammar Adjectives vs Adverbs

Adjectives vs Adverbs
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Adjectives vs Adverbs

Slide 1 - Slide

He gets angry very ........................ (easy)
A
easy
B
easily
C
easly

Slide 2 - Quiz

The soup tastes ............ (delicious)
A
delicious
B
deliciously

Slide 3 - Quiz

I like reading ....................... (romantic) novels.
A
romantically
B
romantic

Slide 4 - Quiz

They worked ................... (hard) in the garden.
A
hard
B
hardly

Slide 5 - Quiz

They sounded .......................... (happy)
A
happily
B
happy

Slide 6 - Quiz

She is a ........................ (beautiful) dancer.
A
beautifully
B
beautiful

Slide 7 - Quiz

Grammar Uitleg

Slide 8 - Slide

Adjective
  • Bijvoegelijk naamwoord
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • Staat meestal voor een zelfstandig naamwoord (Er staat altijd nog een zelfstandig nmw achter.)
  • EXAMPLE
    The slow boy
Adverb
  • Bijwoord
  • Zegt iets over een werkwoord.
  • Zegt iets over hoe iets gebeurd.
  • Staat meestal achter werkwoord. (vaak laatste woord in de zin)


  • Example
    the boy walks slowly

Slide 9 - Slide

Adverbs vs Adjectives
Een bijvoegelijk naamwoord gebruik je ook na vormen van de werkwoorden:
  • be (am, are, is)
  • sound
  • taste
  • smell
  • look
  • feel
 Vb.          He looks beautiful. ("beautiful" zegt iets over "looks".)
Dus bij deze werkwoorden gebruik je altijd een bijvoegelijk naamwoord!!!


Slide 10 - Slide

Adverbs
Vorm
1. Je zet +ly achter het bijvoeglijk naamwoord (het woord tussen haakjes)
bv. wonderful - wonderfully
2. Eindigt het bv nmw op -y, dan wordt het -ily
bv. easy - easily
3. Eindigt het bv nmw. op -le, dan wordt het -ly
bv. terrible - terribly
4. Eindigt het bv nmw. op -ic, dan wordt het -cally
bv. fantastic - fantastically

Slide 11 - Slide

Uitzonderingen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben geen aparte vorm voor het bijwoord of veranderen van vorm!!
  • Good - Well
  • fast - fast
  • hard - hard
  • long - long

Slide 12 - Slide