kommagetallen

                Kommagetallen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

                Kommagetallen

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  1. Je oefent de waarde van getallen.
  2. Je oefent verschillende bewerkingen met kommagetallen.

Slide 2 - Slide

de waarde van getallen

Slide 3 - Slide

Oefenen
1459 + 3287 =
145,9 + 328,7 =
14,59 + 32,87 =
1,459 + 3,287 =

Slide 4 - Slide

Hoe spreken we het uit?

0,09
A
9
B
9 hondersten
C
9 tienden

Slide 5 - Quiz

Hoe spreken we het uit?

0,2
A
2 tienden
B
2 hondersten
C
2

Slide 6 - Quiz

Hoe spreken we het uit?

0,96
A
96
B
96 tienden
C
96 honderdsten

Slide 7 - Quiz

Hoe spreken we het uit?

0,42
A
42 honderdsten
B
42
C
42 tienden

Slide 8 - Quiz

Schrijf op als kommagetal.

Slide 9 - Open question

Schrijf op als kommagetal.
zestien en zestienhonderdste

Slide 10 - Open question

Klik op het juiste antwoord!
33 en honderdtwaalfdduizendste
A
33,012
B
33,12
C
33,112
D
112,33

Slide 11 - Quiz

Wat is de 7 waard
in het getal : 98,57 ?

Slide 12 - Open question

Wat is de 3 waard
in het getal : 3,1 ?

Slide 13 - Open question

Wat is de 4 waard
in het getal : 43,1 ?

Slide 14 - Open question

Wat is de 7 waard
in het getal : 43,17 ?

Slide 15 - Open question

Wat is de 5 waard
in het getal : 543,17 ?

Slide 16 - Open question

Wat is de 2 waard
in het getal : 2.543,17 ?

Slide 17 - Open question

Wat komt er na 1,7?

Slide 18 - Open question

Wat komt er voor 2,3?

Slide 19 - Open question

Is 2,3 hetzelfde als 2,33 ?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Is 0,7 hetzelfde als 0,70 ?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

2,3 is meer dan 2,33 ?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Wat is meer?
A
B

Slide 23 - Quiz

Wat is minder?
A
B

Slide 24 - Quiz

Kommagetallen optellen en aftrekken
6,32 + 2,45 =


4,26 – 1,28 =

Slide 25 - Slide

Ongelijke getallen?
36,8 + 5,87 =

36,8 heeft maar 1 cijfer achter de komma.
5,87 heeft 2 cijfers achter de komma.
Je zorgt dat beide getallen evenveel cijfers achter de komma hebben.


Slide 26 - Slide

Waar staat 0,8?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quiz

Waar staat 1,24?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quiz

Je kunt kommagetallen 

ook afronden op een heel getal.
||||||
5

Slide 29 - Slide

Je kunt kommagetallen 

ook afronden op een heel getal.
||||||
5
Rond ik 1,75 af op 1 of 2?

Slide 30 - Slide

afronden naar 
beneden. (.. ,0)


vb:
6,2 rond je af op 6,0.
afronden naar 
het volgende hele getal.


vb:
6,5 rond je af op 7,0.

Slide 31 - Slide