H2 U6 SB 2.1 - Future

Future
H2 - All Right - Unit 6 - Study Box 2.1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Future
H2 - All Right - Unit 6 - Study Box 2.1

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik kan zinnen maken over de toekomst en daarbij met het juiste werkwoord gebruiken

Slide 2 - Slide

Kies het juiste werkwoord:
Look at those clouds! I bet it ___ soon.
A
is going to rain
B
will rain

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
In 2080 people ___ in smaller houses.
A
are going to live
B
will live

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
We ___ for France in an hour. We have been planning it for months.
A
are going to leave
B
will leave

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
I don't have time now, but I promise I ___ you a call tonight, okay?
A
are going to give
B
will give

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
It's so hot in here. ___ the window?
A
Am I going to open
B
Will I open
C
Shall you open
D
Shall I open

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
He ___ next week.
A
is going to move
B
will move

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
I have a fun idea for tonight. ___ to the cinema?
A
Are we going
B
Will we go
C
Are we going to go
D
Shall we go

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:
They already made up their mind and said they ___ us.
A
are not going to help
B
will not help

Slide 10 - Quiz

Toekomst
Er zijn meerdere manieren om de toekomst aan te geven.

Vandaag kijken we er naar twee:
will / shall
to be going to

Slide 11 - Slide

Will / Shall
  • Voorspelling over de (verre) toekomst zonder bewijs.
    I think he will not come to our party tonight.
    I hope that in 100 years people will live on the moon.

  • Besluit op het moment van spreken / beloftes.
    I promise I will give you a call tonight, okay?

  • Werkwoorden: hope, think, promise

Slide 12 - Slide

Will / Shall
  • Bevestigend: will ('ll) + hele werkwoord
    I will give you a call. / I'll give you a call.

  • Ontkennend: will not (won't) + hele werkwoord
    I will not hurt you. / I won't hurt you.

Slide 13 - Slide

Will / Shall
  • Vragen: will + onderwerp + werkwoord
    Will you give me call tonight?

  • Wanneer je een vraag stelt met I of we, dan gebruiken we shall in plaats van will.
    Shall I give you a hand?
    Shall we go to bed early tonight?

Slide 14 - Slide

To be going to
  • Voorspelling over de toekomst met bewijs.
    He is not going to pass his exams because he hasn't studied.

  • Iets wat je hebt gepland.
    They are going to leave for France next month.

Slide 15 - Slide

To be going to
  • Bevestigend: am / are / is + going to + hele werkwoord
    They are going to leave for France next month.

  • Ontkennend: am / are / is + not going to + hele werkwoord
    They are not going to leave for France next month.

  • Vragend: am / are / is + onderwerp + going to + hele werkwoord
    Are they going to leave for France next month?

Slide 16 - Slide

Kort overzicht
  • Will bij voorspellingen zonder bewijs
  • To be going to bij voorspellingen met bewijs

  • Will bij spontane besluiten en beloftes
  • To be going to bij geplande activiteiten 

Slide 17 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
I ___ (work) as a volunteer next week.

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
I promise you that I ___ (call) you soon.

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
It's so cold in here. ___ (I - close) the window?

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
He ___ (not - pass) his driver's test with his driving skills.

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
They ___ (go) on a trip to South Africa next year.

Slide 22 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
Michael ___ (help) you if you ask him.

Slide 23 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
There's no more milk, so I ___ (get) some from the shop.

Slide 24 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(gebruik geen verkorte vormen!)
I have made plans for the weekend. We __ (visit) aunt Mary.

Slide 25 - Open question

Practice
Continue with your weektask

Slide 26 - Slide

Ik kan zinnen maken over de toekomst en daarbij met het juiste werkwoord gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll