B1D bijvoeglijk naamwoord 21-4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen?

- Korte herhaling zelfstandig naamwoord

- Uitleg bijvoeglijk naamwoord

- Checken

- Aan de slag met de opdrachten

Herhaling zelfstandig naamwoord

- Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel

Boom, tafel, angst, etc.

- Je kunt er de, het of een voor zetten

- Verkleinwoord, enkelvoud, meervoud

Bijvoeglijk naamwoord

- Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

De rode auto.

De aardige leerling.

Het stomme huiswerk.

Een BN staat meestal voor het ZN

De gave fiets.

De gekke leraar.

Een BN kan ook achter een ZN staan:

De hond is lief.

De film was saai.

Kort en lang

Blauw -> blauwe

Mijn pen is blauw.

Mijn blauwe pen is zoek.

Trappen van vergelijking

Leuk, leuker, leukst

Lekker, lekkerder, lekkerst

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over de 'stof' waarvan het gemaakt is

- Het houten bankje.

- De gouden ketting.

- De rieten mand.

Wat is het BN in de volgende zin?
De coole jongen.

1. De
2. Coole
3. Jongen

Wat is het BN in de volgende zin?
De hond is zacht.

1. De
2. Hond
3. Is
4. Zacht

Waar staat het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. Het koperen kompas.
2. De blauwe fiets.
3. De grote hond.
4. De harde kaft.

Ik kan aan de slag met de opdrachten over het bijvoeglijk naamwoord.

Ja

Nee

Ik denk het

Ik heb nog een vraag

Huiswerk