This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Teksten lezen, week 21
Ameland - Schiermonnikoog stap 40 / 50
Slide 1 - Slide
Na deze les:
* Heb je de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst.
Slide 2 - Slide
De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 21.
Slide 3 - Slide
Lees de tekst "'s Werelds slimste dieren" grondig. Wat wil de schrijver duidelijk maken met "steken ons naar de kroon" (r. 3-4)?
Slide 4 - Open question
Welke manier gebruikt de schrijver in de inleiding om de tekst in te leiden?
A
Het onderwerp aankondigen.
B
Een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen.
C
Een of meer vragen stellen.
D
De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.
Slide 5 - Quiz
Waarnaar verwijst het woord?
Sleep de verwijswoorden naar
het juiste antwoord.
apen
(regel 9)
acht superslimme wezens
(regel 22)
de intelligentie
(regel 22)
een dier
(regel 58-59)
kennis en informatie
(regel 29)
of een dier zichzelf herkent
(regel 50)
dieren die in de natuur besluitvorming en probleemoplossend vermogen laten zien
(regel 40-41)
ze (regel 10)
ze (regel 24)
die (regel 28)
deze (regel 29)
ze (regel 41)
dit (regel 50)
het (regel 59)
Slide 6 - Drag question
"Omdat hun DNA voor zo'n 98 procent gelijk is aan dat van ons, worden ze tot onze naaste familieleden gerekend." (r. 9-11)
Schrijf de uitspraak in deze zin op.
Slide 7 - Open question
"Omdat hun DNA voor zo'n 98 procent gelijk is aan dat van ons, worden ze tot onze naaste familieleden gerekend." (r. 9-11)
Schrijf de reden in deze zin op.
Slide 8 - Open question
"Omdat hun DNA voor zo'n 98 procent gelijk is aan dat van ons, worden ze tot onze naaste familieleden gerekend." (r. 9-11)
Waar herken je de reden in bovenstaande zin aan?
Slide 9 - Open question
Wat is het verband tussen alinea 2 en 3?
A
Alinea 2 en 3 vormen een opsomming.
B
Alinea 2 en 3 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 3 geeft voorbeelden bij wat er in alinea 2 gezegd wordt.
D
Alinea 3 is een herhaling van de informatie uit alinea 2.
Slide 10 - Quiz
Welke twee tekstverbanden herken je in "Daarom observeren .... beslissingen nemen." (r. 14-15)?
Slide 11 - Open question
Formuleer de hoofdzaak van de derde alinea.
Slide 12 - Open question
Noteer de kernzin van de vierde alinea (r. 18-25).
Slide 13 - Open question
Wat zijn de bijzaken uit de vierde alinea (r. 18-25).
Slide 14 - Open question
Welk tekstverband herken je in "We kunnen .... beter begrijpen." (r. 29-30)?
Slide 15 - Open question
Noteer de signaalwoorden in de zinnen "Daardoor zijn .... aan te passen." (r. 30-32)
Slide 16 - Open question
Herschrijf de volgende zin in je eigen woorden. "Om de cognitie van dieren te testen, bestuderen onderzoekers de mentale processen die ze gemeen hebben met mensen." (r. 38-40)
Slide 17 - Open question
Schrijf in je eigen woorden de hoofdzaken van alinea zes op.
Slide 18 - Open question
Past het kopje 'Spiegeltesten' bij de beide alinea's die eronder staan? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open question
Waarom is zelfbewustzijn bij dieren moeilijk te testen?
Slide 20 - Open question
Waarom voeren onderzoekers spiegeltesten uit om het zelfbewustzijn te testen?
Slide 21 - Open question
Wat is het verband tussen alinea 6 en 7?
A
Alinea 6 en 7 vormen een opsomming.
B
Alinea 6 en 7 vormen een tegenstelling.
C
Alinea 7 geeft voorbeelden bij wat er in alinea 6 gezegd wordt.
D
Alinea 7 is een herhaling van de informatie uit alinea 6.
Slide 22 - Quiz
Schrijf in je eigen woorden op wat de schrijver bedoelt met "Dieren leren door conditionering".
Slide 23 - Open question
Wat is het verschil tussen conditionering en observationeel leren?
Slide 24 - Open question
Is de tekst objectief of subjectief? Leg je antwoord uit.
Slide 25 - Open question
Wat heb je geleerd?
* Je hebt de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt, toegepast op een langere tekst.