This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Hoofdpersonen worden het meest uitgebreid beschreven, zodat je goed met ze kunt meeleven. Je komt veel te weten over hun innerlijk; gedachten, gevoelens, verlangens, dromen, wensen en angsten.
Hun karakter kan zich in de loop van het verhaal ontwikkelen: je leert ze steeds beter kennen door wat ze doen, denken en zeggen. Ze reageren niet altijd hetzelfde en zijn dus niet voorspelbaar: soms doen ze dappere dingen, maar zijn ze tegelijkertijd doodsbang.
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de volgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hadden afgespeeld.
Bijvoorbeeld: Begin-midden-eind
Dit maakt het natuurlijk nogal voor de hand liggend dat als dit niet het geval is (de gebeurtenissen worden in een andere volgorde verteld dan ze zich hebben afgespeeld), we spreken van een a-chronologisch verhaal.
Bijvoorbeeld: Eind, begin, midden.
Wanneer een personage terugblikt op een gebeurtenis, dan spreek je van een flashback. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. Pas op dat je een flashback niet verward met een a-chronologisch geschreven verhaal.
Bijvoorbeeld:
"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen."