Blok 5 - grammatica

Blok 5 - grammatica
Volgende week heb je geen les. Dit houdt in dat jij zelfstandig aan het werk moet. De week daarop heb je namelijk het SO grammatica. In de dia's hieronder volgt er uitleg over alle theorie  die jij moet kennen. Als je verstandig bent, neem je de theorie over in je schrift. Aan het einde van een uitleg staat steeds welke opdrachten jij moet maken. In It's-Learning staan de antwoorden. Als je moeite hebt met grammatica, dan is het verstandig om je in te schrijven bij AT, zodat je extra uitleg krijgt. 
Veel succes en zet 'm op toppers!!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Blok 5 - grammatica
Volgende week heb je geen les. Dit houdt in dat jij zelfstandig aan het werk moet. De week daarop heb je namelijk het SO grammatica. In de dia's hieronder volgt er uitleg over alle theorie  die jij moet kennen. Als je verstandig bent, neem je de theorie over in je schrift. Aan het einde van een uitleg staat steeds welke opdrachten jij moet maken. In It's-Learning staan de antwoorden. Als je moeite hebt met grammatica, dan is het verstandig om je in te schrijven bij AT, zodat je extra uitleg krijgt. 
Veel succes en zet 'm op toppers!!

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Lesdoel
Even herhalen
Theorie bespreken
Oefenen
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je zinnen moet ontleden en welke vragen je bij de zinsdelen moet stellen.

Slide 3 - Slide

Ontleed de volgende zin van ond t/m bwb:
Bodil heeft Sanne gisteren een klein geheimpje verteld.

Slide 4 - Open question

Ontleed de volgende zin van ond t/m bwb:
Op dat landgoed kun je in de herfst appels komen plukken.

Slide 5 - Open question

Welke vraag moet je stellen om de zinsdelen te vinden?
pv - wwg - ond - lv - mv - bwb

Slide 6 - Open question

Zinsdelen
PV - tijdsproef (verander de zin van tijd)
WWG - alle werkwoorden in de zin
OND - wie of wat + gezegde
LV - wie of wat + gezegde + ond
MV - aan wie of voor wie + gezegde + ond + lv
BWB - alles wat overblijft (prullenbak, zegt vaak iets over tijd of plaats)

Slide 7 - Slide

Zinsdelen 
Belangrijk om te weten is:

  • Alle zinsdelen mag je maar één keer benoemen, behalve de pv
  • Alles voor de pv is ALTIJD één zinsdeel
  • Als er geen lv in staat, staat er ook geen mv in

Slide 8 - Slide

welke onderdelen horen bij zinsontleding?
A
persoonsvorm. lidwoorden, onderwerp
B
persoonsvorm, onderwerp, zindelen
C
persoonsvorm, zelfstandig naamwoord, werkwoord

Slide 9 - Quiz

Welke zinsontleding is goed?
A
Wij /gaan/ niet / naar school fietsen.
B
Wij /gaan/ niet / naar school/ fietsen.
C
Wij /gaan/ niet naar school fietsen.
D
Wij /gaan niet / naar school fietsen.

Slide 10 - Quiz

Theorie
Wil je meer uitleg? Bekijk dan het filmpje op de volgende dia. 

Als je denkt dat je de theorie beheerst, sla dan de volgende dia over en maak de opdrachten.

OF
Vraag om extra instructie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat ga je doen?

Maak opdr. 1 (t/m vraag 3), 5, 7 & 8
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Nakijken via It's-Learning

Slide 13 - Slide

Lesplanning 
Lesdoel
Even herhalen
Theorie bespreken
Oefenen
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 14 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat woordsoorten zijn en welke je allemaal moet kennen.

Slide 15 - Slide

Welke woordsoorten ken je?!

Slide 16 - Mind map

Woordsoorten (blz. 200/201)
LW - de/het/een
WW - iets wat je kan doen/vervoegen
ZNW - mensen/dieren/dingen of namen
BNW - zegt iets over het znw
              De rode auto - rode zegt iets over de auto 
VZ - 'kast'-woorden: op, aan, in, tijdens, onder etc.

Slide 17 - Slide

Welke drie lidwoorden ken je?

Slide 18 - Open question

Een werkwoord kan je 'vervoegen'. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 19 - Open question

Woordsoorten (blz. 200/201)
Persoonlijk voornaamwoord - verwijst naar een persoon of een groep personen. Je kan het vervangen door een naam.

VB: Ik geef hem mijn sleutels. 
        Pieter geeft Sascha haar sleutels.

Slide 20 - Slide

Woordsoorten (blz. 200/201)
Bezittelijk voornaamwoord - geeft een bezit aan.

VB: Ik geef hem MIJN sleutels. -> het woordje 'mijn' geeft aan wiens bezit het is.

VB: Jouw boeken liggen nog in je kluisje. -> het woordje 'jouw' geeft aan wiens bezit het is. 

Slide 21 - Slide

Woordsoorten (blz. 200/201)
Vragend voornaamwoord - dit is een kwestie van uit je hoofd leren. We kennen er vijf, namelijk:
  • Wie
  • Wat
  • Welke
  • Wat
  • Wat voor een
VB: Wie weet wat er vanavond op tv komt?

Slide 22 - Slide

Woordsoorten (blz. 200/201)
Aanwijzend voornaamwoord - wijst iets of iemand aan. We kennen er vier, namelijk:
  • Deze
  • Dit
  • Die
  • Dat
VB: Dat rapport met die cijfers is uitstekend. 

Slide 23 - Slide

Wat is het woordsoort 'dit'?

Ga je dit kopen?
A
pers.vnw
B
aanw.vnw
C
vragend.vnw
D
bez.vnw

Slide 24 - Quiz

Wat is het woordsoort 'mijn'?

Wil je mijn huiswerk maken?
A
pers.vnw
B
aanw.vnw
C
vragend.vnw
D
bez.vnw

Slide 25 - Quiz

Wat is het woordsoort 'welke'?

Welke opdrachten moeten we maken?
A
pers.vnw
B
aanw.vnw
C
vragend.vnw
D
bez.vnw

Slide 26 - Quiz

Maak een zin met de volgende woordsoorten. Je mag de volgorde NIET veranderen.
AANW.VNW - BNW - ZNW - WW - LW - ZNW - WW

Slide 27 - Open question

Wat ga je doen?
Maak opdr. 2 & 9
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Nakijken via It's-Learning
Meer oefenen? In It's-Learning staat een oefenblad met antwoorden en nog eens uitleg over de woordsoorten.

Slide 28 - Slide

Lesplanning
Lesdoel
Even herhalen
Theorie bespreken
Oefenen
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 29 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen een enkelvoudige- en een samengestelde zin.


Slide 30 - Slide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige- en een samengestelde zin?

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Video

Enkelvoudig en samengesteld
Enkelvoudige en samengestelde zin

Waaraan kan je zien of iets een enkelvoudige of samengestelde zin is?

  • Enkelvoudige in: 1 persoonsvorm
  • Samengestelde zin: meerdere persoonsvormen

Slide 33 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zin. 
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Ik houd van voetbal.

Ik zat gisteren heerlijk op de bank te Netflixen.  
Ik ga naar huis en ik ga eten koken. 

Mijn vrouw eet mijn pasta niet, omdat het onwijs vies smaakt.   

Slide 34 - Slide

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn neefje zegt dat hij dat ook vindt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 35 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Karel leest een boek.

A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 36 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 37 - Quiz

Maak nu zelf een samengestelde zin. Geef aan wat het voegwoord is en wat de persoonsvormen zijn.

Slide 38 - Open question

Wat ga je doen?

Maak opdr. 3 & 10
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Nakijken via It's-Learning

Slide 39 - Slide