This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Horen, proeven, ruiken, zien
Slide 1 - Slide
Even herhalen... 6.1!
Zintuig = Orgaan wat reageert op prikkels
Adequate prikkel = een prikkel waar een zintuigcel speciaal gevoelig voor is (reukzintuig voor ruiken)
Drempelwaarde = de zwakste prikkel die je nog waarneemt
Hoe lager de drempelwaarde van een zintuigcel hoe gevoeliger voor prikkels en hoe meer er wordt waargenomen.
Slide 2 - Slide
Wat is de drempelwaarde?
A
De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt
B
Een hevige prikkel die een reactie teweeg brengt
C
Het moment dat de prikkel net overgaat in pijn
Slide 3 - Quiz
Een zintuig met een hoge drempelwaarde zal eerder reageren op een prikkel dan een zintuig met een lage drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraken zijn waar? 1) In je vingertoppen zitten meer tastzintuigjes dan in de palm van je hand 2) Als je je vinger in koud water stopt, dan werken zowel de warmtezintuigen en koudezintuigen
A
Beide onjuist.
B
1 is juist
C
2 is juist
D
Beide juist
Slide 5 - Quiz
Leerdoelen 6.2 en 6.3
Ik kan de onderdelen van de neus, het oor en het oog benoemen
Ik kan de route van geur, geluid en licht opnoemen
Ik kan prikkels, zintuigen en waarneming uitleggen bij horen, ruiken, proeven en zien
Slide 6 - Slide
Reukzintuig
Neusholte --> neusslijmvlies, met reukzintuigcellen.
Slide 7 - Slide
Hoe ruik je?
Je ruikt met je reukzintuig
Het reukzintuig is deel van het neusslijmvlies
Geurstoffen komen via de lucht bij het reukzintuig
Slide 8 - Slide
Het reukzintuig
Bedekt met neusslijmvlies
Boven in de neusholte de reukzintuigcellen met reukharen
Geur is de prikkel
Slide 9 - Slide
Je reukzintuig is een deel van het:
A
neusholte
B
keelholte
C
tong
D
neusslijmvlies
Slide 10 - Quiz
Ruiken
In de neusholte zit het reukzintuig
De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies
geurstoffen zijn prikkels die het reukzintuig opvangt
reukzintuigen maken impulsen
reukzenuwen geven impulsen door aan hersenen
Slide 11 - Slide
ruiken en proeven
Slide 12 - Slide
Proeven!
Slide 13 - Slide
proeven
Je proeft met je smaakpapillen:
zoet, zout, zuur, bitter en umami
Om verschillen te proeven, heb je ook het reukzintuig nodig.
bijv. verschil suiker en honing
Slide 14 - Slide
Gehoorzintuig
prikkel: geluid
zintuig: gehoorzintuig
orgaan: oor
waarneming: horen
Slide 15 - Slide
De buitenkant van een oor
In de oren liggen de gehoorzintuigen. Met je gehoorzintuigen neem je geluid waar. Geluid bestaat uit trillingen van de lucht. De oorschelp vangt deze trillingen op. Daarna gaan de trillingen de gehoorgang in (zie afbeelding).
Slide 16 - Slide
De oor van binnen
De trommelvlies en gehoorbeentjes sturen geluiden (trillingen) door naar het slakkenhuis.
Slide 17 - Slide
Hoe hoor je?
-geluid is trillende lucht
-oorschelp vangt geluiden op
-geluid door gehoorgang
-trommelvlies gaat trillen
-gehoorbeentjes gaan trillen
-haartjes in slakkenhuis gaan trillen
-gehoorzintuigen maken impuls
-gehoorzenuw geeft impulsen door
Slide 18 - Slide
Wanneer hoor je iets?
A
Als geluidstrillingen
de gehoorgang binnenkomen
B
Als geluidstrillingen het trommelvlies en de gehoorbeentjes laten trillen
C
Als geluidstrillingen speciale 'haartjes' in het slakkenhuis prikkelen
D
Als impulsen vanuit het slakkenhuis via de gehoorzenuw de hersenen bereiken
Slide 19 - Quiz
In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies.
B
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes.
C
Trommelvlies – gehoorbeentjes – gehoorgang.
Slide 20 - Quiz
Hoe kun je zien?
Gezichtszintuig
Slide 21 - Slide
Buitenkant Oog
Binnenkant oog
Slide 22 - Slide
Buitenkant oog
Slide 23 - Slide
Buitenkant oog
Harde oogvlies: het witte deel van je oog
Iris: het gekleurde deel van je oog
Pupil: zwarte gat in de iris
Hoornvlies: beschermlaag over de iris en de pupil
Slide 24 - Slide
Het hoornvlies is doorzichtig en een deel van het
A
vaatvlies
B
netvlies
C
glasachtige lichaam
D
harde oogvlies
Slide 25 - Quiz
Wat is de functie van de iris?
A
kleur geven aan het oog
B
Groter of kleiner worden
C
de hoeveelheid licht regelen die op het netvlies valt
D
de pupil groter of kleiner maken
Slide 26 - Quiz
Binnenkant oog
Harde oogvlies Hoornvlies
Vaatvlies Iris en pupil
Netvlies Gele vlek en blinde vlek
Slide 27 - Slide
binnenkant oog.
het licht gaat door het hoornvlies heen valt op de lens door de pupil in.
in de lens wordt het licht "gebroken" en gaat door het glasachtig lichaam.
Slide 28 - Slide
binnenkant oog.
het netvlies vervoert de impulsen naar de blinde vlek (hier zitten geen zintuigcellen) en wordt via de oogzenuw vervoert naar de hersenen.
Slide 29 - Slide
binnenkant oog.
het licht valt op de gele vlek wat op het netvlies ligt.
in de gele vlek zitten zintuigcellen en zetten het licht om tot impulsen.