unité 1 écouter + grammaire 2 passé composé

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

>Je kunt gesprekken en berichten begrijpen over het openbaar vervoer en het weer
> je kunt de voltooide tijd (passé composé) toepassen met être 

Slide 2 - Slide

> Parler 
> expliquer voorzetsels landen + passé composé
> faites grammaire 2 passé composé exercice 16 page 23-26

Slide 3 - Slide

> Parler 
> Contrôler écouter exercice 9-15 page 19-22
>Expliquer le passé compossé
> Commencer avec grammaire 2

Slide 4 - Slide

Parler Hv2 
vraagzinnen
appr. 4

Slide 5 - Slide

Quoi? faites exercice 9,10,11,12, 13, 14, 15 page 19 - 22
Comment? sur ton ordinateur
Aide? camarade de classe, ta prof
Durée? 30 min
Fini? apprenez apprendre 4 page 39 (répétez apprendre 1,2 et 3)

Pourquoi? Om te oefenen met vervoer en vervoersmiddelen, richting aangeven in het Frans

Slide 6 - Slide

                             Je parle de mes vacances


> être / aller + au/en/aux/à.....+ "le / la / les land"/ eiland/stad.

> faire + du/de la/ de l'..........+ le / la / l' sport of activiteit.


> être / aller + au /à la / à l' + le / la / l' plek.

> manger / regarder /etc..un / une / des + le / la / les  zelf. naamwoord




Slide 7 - Slide

Vervoersmiddelen
> Zit er een dak op? (auto, bus, vliegtuig... etc.) = en 
vb: en voiture, en avion

> Voertuig zonder dak? (fiets, lopend.... etc.) =
 à 
 bijvoorbeeld: à vélo, à pied

Slide 8 - Slide

Landen en steden
>  la -> en, bijvoorbeeld la France wordt en France (naar Frankrijk)
> le -> au, bijvoorbeeld le Portugal wordt au Portugal
 > les -> aux, bijvoorbeeld les Pays-Bas wordt aux Pays-Bas
> Is het een stad -> à, bijvoorbeeld Paris wordt           à Paris

Slide 9 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
avoir 

Voltooid deelwoord

ww op -er = -er + é
ww op -ir = -ir + i
ww op re = -re + u
regarder = regardé
finir       = fini
vendre   = vendu


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
ai
as
a

avons
avez
ont

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
 être

Voltooid deelwoord



+ akkoord 

vrouwelijk ? = + e
meervoud? = + s


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
suis
es
est

sommes
êtes
sont

Slide 12 - Slide

être gebruikt?

vrouwelijk? + e
meervoud? + s

bij het voltooid deelwoord

Slide 13 - Slide

Quoi? faites exercice 16 A B C D E
Comment? dans ton livre
Aide? camarade de classe
Durée? 25 min
Fini? apprenez apprendre 5
Faites: www.socrative.com roomname: Mooi5719 eigen naam INLOGGEN!

Pourquoi? zodat je dingen in het verleden in het Frans kunt zeggen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide