Vr 8-09-23 herhaling klas 2 haben/sein/werden + voltooid deelwoord

1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

HA3D
Freitag, 8. September 2023

Slide 2 - Slide

die Planung
  • Was wisst ihr noch?
Over: haben/sein/werden +
            voltooid deelwoord

 

Slide 3 - Slide

Grammatica
Was weißt du noch?

haben, sein, werden

7 Fragen

Slide 4 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 5 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 6 - Drag question

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 7 - Drag question

Ich warte auf Anna. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
habe
B
haben
C
habt
D
hat

Slide 8 - Quiz

Lisa ............... noch in der Schule.
A
ist
B
bin
C
sind
D
seid

Slide 9 - Quiz

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
wert

Slide 10 - Quiz

............ du einen Job?
A
Hat
B
Hast
C
Habst
D
Habt

Slide 11 - Quiz

Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
bin
bist
ist

sind
seid
sind
haben                       sein                       werden
(hebben)                  (zijn)                   (worden/zullen)
Voltooid deelwoord:
gehabt               gewesen         geworden
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden

Slide 12 - Slide

Grammatica
Was weißt du noch?

voltooid deelwoord

4 Fragen

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 14 - Open question

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 15 - Open question

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 16 - Open question

Voltooid deelwoord?
Ich habe ein großes Haus ___________. (mieten)
Letzte Frage

Slide 17 - Open question

Voltooid deelwoord: zwakke ww
Normale werkwoorden: ge + stam + t -> wohnen -> ge + wohn+ t = gewohnt

Werkwoorden met stam op -d of -t: ge + stam + et -> arbeiten =gearbeitet
   en werkwoorden zoals atmen en regnen

Werkwoorden die eindigen op -ieren: stam + t -> studieren ->studiert

Werkwoorden die beginnen met -ver, -be, -er: stam + t -> bezahlen ->     
    bezahlt          erzählen -> erzählt          verbringen -> verbringt



Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord: sterke ww
•Regel: ge + stam + en -> geben -> ge + geb + en = gegeben

Bij sterke werkwoorden zijn er veel uitzonderingen.
Want de klinkers kunnen veranderen bij sterke werkwoorden, daarom heten die ook sterk.
In het Nederlands bijvoorbeeld: ik zwem, ik zwom, ik heb gezwommen
In het Duits: ich schwimme, ich schwam, ich habe geschwommen
Deze zul je gewoon zo moeten leren, daar is geen regel voor (behalve dat ze eindigen op -en)





Bladzijde 5 in 't boekje

Slide 19 - Slide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Stencil haben/sein/werden + voltooid deelwoord

  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 11:30
  • Fertig (klaar)?: Woordjes leren SO





An die Arbeit!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide