Benoem de woordsoorten in onderstaande zinnen. Kies uit: blw, olw, azn, czn, zn-e, bn, st. bn.
- Die modebewuste meisjes dragen bijna altijd hippe kleding.
- Onlangs heeft Bob een zilveren piercing laten zetten.
- Het populairste kledingstuk is al jaren de gebleekte spijkerbroek.
Ondertussen: huiswerkcontrole