Bijspijkerles H3

Doel + programma
  • Functies van tekstgedeeltes 
  • Argumenten 
  • Tekststructuren 
  • Afsluiten met vragenmoment

Doel: jullie begrijpen de stof voor het proefwerk Lezen.
Handig: je boek erbij pakken.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel + programma
  • Functies van tekstgedeeltes 
  • Argumenten 
  • Tekststructuren 
  • Afsluiten met vragenmoment

Doel: jullie begrijpen de stof voor het proefwerk Lezen.
Handig: je boek erbij pakken.

Slide 1 - Slide

Uit blok 3
Uit blok 4

Slide 2 - Slide

Functies van tekstgedeeltes
Stel jezelf de vraag: welke rol heeft dit stukje tekst, wat is de bedoeling van de schrijver hiermee? 
Tips:
  • Soms staat het functiewoord letterlijk in de alinea.
  • Let op signaalwoorden! 
  • Functies komen vaak voor in bepaalde combinaties.



Slide 3 - Slide

Combinaties en plek in de tekst
- Probleemstelling  + oplossing 
- Bewering  +  argument + tegenwerping/ afweging
- Oorzaak + gevolg

Inleiding: probleemstelling, bewering
Slot: conclusie, advies

Slide 4 - Slide

Voorbeeld tekst met functies
Bewering: We moeten minder vlees eten in Nederland.

Alinea met argument: Ten eerste zie je namelijk dat het milieu er slechter aan toe is.

Alinea met afweging: aan de ene kant moeten we het vlees eten minderen om het milieu te redden, maar ook moeten we denken aan de belangrijke voedingsstoffen die vlees ons geeft.

Advies: Wat wij iedereen zouden aanraden is het uitproberen van vleesvervangers.

Slide 5 - Slide

‘Wij denken echter dat het geen kwestie van geldverspilling was. Die feesten waren juist fantastisch. Van de aanwezigen hoorden wij uitspraken over hoe goed de muziek was en hoe gezellig de sfeer was.’

Slide 6 - Open question

‘Wij juichen ‘eigen verantwoordelijkheid’ toe mist zij gepaard gaat met maatschappelijke verantwoordelijkheid, we juichen ‘eigen succes toe’ mits ook anderen dezelfde mogelijkheid op succes hebben. Dit zou men centraal moeten zetten in het regeerakkoord.’

Slide 7 - Open question

Een ander nadeel is de enorme Co2-uitstoot van de ovens waarin gebruikt plastic verbrand wordt. Verder zijn rondslingerende flesjes, frietbakjes en andere rommel een toenemende ergernis. En dankzij natuurdocumentaires is bekend hoeveel plastic er in zee drijft, waar dieren in verstrikt kunnen raken.

Slide 8 - Open question

Argumenten herkennen
  • Een argument is NIET hetzelfde als een stelling/bewering.
  • Een argument geeft aan waarom iets zo is of waarom iemand iets vindt.
  • Je herkent het vaak aan signaalwoorden van een reden: omdat, doordat, namelijk. Soms staan ze er niet in maar kun je ze erbij denken.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

'Dat energiedrankjes puur vergif zijn, is een fabel. Ter vergelijking: de gemiddelde frisdrank bevat per liter tussen de 110 en 115 gram suiker, energiedrank bevat tot 165 gram. Het zijn dus drankjes met een enorme lading suiker, maar meer dan gebitten beschadigen doen ze niet.
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Nut of (on)gewenst gevolg
D
Vergelijkingsargument

Slide 12 - Quiz

Een op de twintig mensen heeft last van oorsuizen, tinnitus. Onder jongeren is het probleem groter, wat vooral komt door creatief lawaai zoals muziek. Driekwart van de jongeren krijgt oorsuizen na een festival of onderzoek, zo blijkt uit onderzoek van de universiteit van Antwerpen.
A
Feitelijk argument
B
Nut of (on)gewenst gevolg
C
Veronderstelling/ vermoeden
D
Emotioneel argument

Slide 13 - Quiz

'Boekhouden bestaat straks niet meer', vertelt hoogleraar Meertsen ons, 'maar ik lig er niet wakker van'. Inmiddels is onze technologie zo geavanceerd, dat zij zelf de meeste data op kunnen hoesten. Toch is de hoogleraar er niet bang voor dat men in deze functies straks werkloos wordt. 'Mijn baan is flexibel, als er handigere manieren komen voor boekhouding, dan zij dat zo en accepteer ik dat.'

Waarom is hoogleraar Meersten niet bang voor het verliezen van zijn baan? Noem het argument hiervoor.

Slide 14 - Open question

Tekststructuur
= de indeling of opbouw van een tekst. 

  • Leer de indeling van elke structuur en kijk vervolgens in de tekst wat er wordt gedaan in de inleiding, kern en het slot.
  • Wegstrepen 


Slide 15 - Slide

Structuur
Inleiding
Kern/middenstuk
Slot
Voor-en-nadelenstructuur
Een probleem/
verschijnsel

Voor- en nadelen
Conclusie of
samenvatting
Verschijnsel-en-verklaringstructuur
Een verschijnsel


Verschillende verklaringen/
oorzaken
Aanbeveling of
samenvatting
Verschijnsel-en-besprekingstructuur
Een verschijnsel


Bespreking verschillende kanten van het verschijnsel
Samenvatting
Probleem-en-oplossingstructuur
Beschrijving van probleem


Oplossingen voor probleem
Afweging of
Aanbeveling
Bewering-en-argumentstructuur
Een bewering


Argumenten
Conclusie

Slide 16 - Slide

Bladzijde 127

Slide 17 - Slide

Moment voor vragen
  • Hebben jullie nog vragen over bepaalde onderdelen? 

Slide 18 - Slide

Heel veel succes!

Slide 19 - Slide